Fransch zoöloog. * 1 Aug. 1744 te Bezentin (Picardië), † 18 Dec. 1829 te Parijs. Trad eerst in krijgsdienst en werd officier; daarna studeerde hij in de natuurwetenschappen, werd lid van de Parijsche Academie en vestigde zijn naam als meteoroloog (Annuaires météorologiques, dln. 1800-’10).
Als botanicus bewerkte hij een nieuwe systematische indeelingsmethode (Flore française, 3 dln. 1778), die door de Candolle werd herzien. In 1792 werd hij prof. aan den Parijschen Jardin des Plantes, bestudeerde de rangschikking der dieren (Système des animaux sans vertèbres, 1801) en loochende in zijn „Philosophie zoologique” (2 dln. 1809, Ned. vert.) de onveranderlijkheid der soorten. In dit werk bouwde hij de eerste moderne afstammingstheorie op, die thans onder den naam van ➝ Lamarckisme algemeen bekend is. Zijn groot werk „Histoire naturelle des animaux sans vertèbres” (7 dln. 1815-’22) heeft thans alleen nog geschiedk. waarde; zijn „Philosophie”, het werk van een oorspr. denker, die echter niet vlg. de eischen van de moderne wetenschap kon arbeiden, is voor de studie van L.’s evolutietheorie nog steeds lezenswaard.
Lit.: ➝ Lamarckisme. Dumon.