Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Javasche Bank

betekenis & definitie

is een in 1827 opgerichte naamlooze vennootschap, welke bij wettelijk octrooi het recht ontving binnen het gebied van Ned.-Indië bankbiljetten uit te geven. Zij heeft haar zetel te Batavia en agentschappen op de voornaamste plaatsen van den Archipel.

Haar kapitaal bedroeg aanvankelijk 6 millioen gld., werd in 1922 tot 9 millioen gld. verhoogd. Het octrooi werd herhaaldelijk verlengd, laatstelijk in 1922 en duurt tot 1937.

Wordt dit niet verlengd, dan loopt het octrooi stilzwijgend van jaar tot jaar door, met dien verstande echter, dat het niet behoeft te eindigen dan 5 jaren na opzegging.De werkkring der J. B. komt overeen met dien van de ➝ Nederlandsche Bank: het uitgeven van bankbiljetten, het overmaken van gelden, het disconteeren en beleenen, het verstrekken van voorschotten in rekening-courant tegen onderpand van effecten, goederen enz., de handel in edele metalen en vreemd bankpapier, het essayeeren en affineeren van ertsen en metalen en andere gebruikelijke banktransacties. De J. B. treedt als landskassier voor Ned.-Indië op en is gehouden 6 millioen gld. renteloos aan het Ind. gouvernement voor te schieten, behalve wanneer het beschikbaar metaalsaldo tot 10 millioen gld. gedaald is.

De president der J. B. wordt door den gouverneur-generaal benoemd onder goedkeuring van de Kroon. Een gouvernements-commissaris houdt toezicht op de gestie der Bank. Het percentage der verplichtingen van de J. B., dat door edel metaal moet gedekt zijn, wordt door den gouverneur-generaal vastgesteld. Het bedroeg vóór den Wereldoorlog 40 %, werd na het uitbreken tot 20 % verlaagd, om in 1928 weer tot 40 % te worden opgevoerd.

Vorstman.

< >