Geoloog. *30 Juni 1852 te Rotterdam, † 5 Jan. 1924 te Utrecht. Volgde H.B.S. te Rotterdam, studeerde te Delft, dan te Utrecht wis- en natuurkunde. In de laatste stad geologie onder leiding van prof.
Harting. Na verblijf in buitenland promoveerde hij in 1879 op proefschrift: Bijdrage tot de kennis der Javaansche eruptief gesteenten. In 1884 privaatdocent te Utrecht.
Bijna al zijn publicaties (ong. 140) handelen over de geologie van Ned. Na Staring en tot de stichting van de Rijksopsporing van Delfstoffen in 1904 heeft L. het meest bijgedragen tot de ontwikkeling van de geol. kennis van Nederland.Werken: Contributions à la géologie des Pays-Bas (I-X 1885-1903); Beschrijving van eenige nieuwe grondboringen (I-IX 1899-1916); De bouw der Geldersche vallei; Schelde Diluvium; Fossile Mollusken von Curaçao, Aruba und der Küste von Venezuela. Oosterbaan.