(Eng. Lackland), koning van Engeland. *24 Dec. 1167, ♱ 19 Oct. 1216.
Als jongste zoon van Hendrik II kreeg hij geen deel van het rijk, vandaar zijn bijnaam. Ierland, waarvan zijn vader hem in 1185 het bestuur had opgedragen, moest hij vanwege zijn willekeurig optreden binnen enkele maanden verlaten.
Tijdens den Kruistocht van zijn broer Richard Leeuwenhart trachtte hij het gezag in handen te krijgen, maar zijn toeleg mislukte. In 1199 volgde hij echter Richard op, doch verloor een groot deel van zijn Fransche bezittingen.
Met paus Innocentius III geraakte hij in strijd wegens de benoeming van Stephanus Langton tot aartsbisschop van Canterbury (1207) tegen den wil van J. Zijn verzet, dat zich vooral uitte in gewelddadigheden tegen de Kerk, werd gestraft met ban en interdict (1208).
Een aanrukkend Fransch leger noopte J. tot vrede met den paus; hij verklaarde zichzelf tot ’s pausen vazal en Engeland tot een pauselijk leen (1213). Een nieuwe ongelukkige oorlog in Frankrijk en J.’s willekeur brachten zijn leenmannen m verzet; zij dwongen hem tot de onderteekening van de ➝ Magna Charta (1215).Lit.: K. Norgate, John Lackland (1902).