Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

James Joyce

betekenis & definitie

Iersch romanschrijver en dichter. * 2 Febr. 1882 te Dublin. Studeerde in een school te Clongowes Wood, geleid door paters Jezuïeten, later aan de Royal University te Dublin.

In Parijs studeerde hij een tijdlang medicijnen en trachtte beroepszanger te worden, gaf later lessen in vreemde talen te Triëst en in Zwitserland, woont in Parijs. Zijn werk is, naar hij zelf getuigt, een poging tot een zoo volledig mogelijke uiting van eigen persoonlijkheid, waarvoor een bijzondere stijl eerste noodzaak is.

Zijn stijl is dan ook uitermate genuanceerd en vaak, zelfs bij een weergave van op zichzelf weerzinwekkende details van het gevoels- en zinnenleven, van een ongetwijfeld dichterlijke schoonheid. In zijn laatste werk, dat nog aan het verschijnen is, in „Work in Progress”, heeft hij zelfs, gebruikmakend van vele talen, een soort kunsttaal geschapen, die op het gehoor begrepen moet worden, rekening houdend met de niet-Engelsche elementen van het gedrukte.

Dit laatste werk en het voorafgaande „Ulysses” (1922) behooren in het algemeen tot de verboden literatuur gerekend te worden, om de verregaande en niets ontziende ontleding van het zinnelijk instinct leven.Verdere werken: o.a. Verhalenbundel: Dubliners (1914). Tooneelspel: Exiles (1918). Verzen: Chamber Music (1907); Pomes Penyeach (1927). Romans: A Portrait of the Artist as a Young Man (1916). — Lit.: Stuart Gilbert, James Joyce’s Ulysses (om de vele citaten met voorzichtigheid te gebruiken).

J. Panhuysen.

< >