Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Jacques Maritain

betekenis & definitie

Fr. wijsgeer, Kath. convertiet; als oorspronkelijk denker in de lijn van de scholastieke traditie een der belangrijkste figuren in den hedendaagschen strijd der ideeën, vnl. in Frankrijk. * 18 Nov. 1882 te Parijs. Zijn vader, advocaat, was naam-Katholiek; zijn moeder, dochter van Jules ➝ Favre, Protestante; hij werd opgevoed in een liberaal Protestantisme. Reeds op het lyceum (met zijn boezemvriend Ernest Psichari) zoekend naar zekerheid, maakt hij kennis met Charles Peguy en een Russische studente, de latere Mad.

Raïssa Maritain. Zij en Psichari zijn enthousiaste discipelen van Bergson, voor hen de bevrijder uit de beklemming van het rationalistisch materialisme en scepticisme. M. werd in 1905 agrégé de philosophie.

Intusschen gehuwd, zoekt hij met zijn vrouw verder naar objectieve waarheid, en naar absolute zekerheid. Zij komen in contact met Léon ➝ Bloy, „le pèlerin de l'Absolu” en worden na een jaar (1906) opgenomen in den schoot der H. Kerk.

Volgt een tweejarig verblijf te Heidelberg (studie biologie). Terug in Parijs in 1909, komt M. door P.

Clérissac O.P. voor het eerst in contact met het Thomisme (na zijn bekeering had M. eerst gemeend de philosophie verder wel te kunnen laten voor wat ze was !).

Na enkele jaren als leeraar (eerste publicatie: La Philosophie bergsonienne, 1913, waarop goedkeurend schrijven van paus Pius X), werd M. in 1914 benoemd tot prof. in de moderne philosophie aan het Institut Catholique te Parijs. In 1917 door Rome geëerd met een doctoraat „ad honorem”; in 1918 lid van de Rom. Acad. van St.

Thomas v. Aquino; 1925 commandeur van de Orde van den H. Gregorius den Grooten; verder eere-professoraten der universiteiten van Toronto en Buenos Aires.In Parijs werd M. steeds meer het bezielend centrum van den kring van denkers, kunstenaars, zoekers en bekeerlingen, waarvan men vooral in de serie publicaties van de Roseau d’Or een weerklank vindt. Zijn roep dringt door tot ver over de grenzen van Frankrijk, vanwaar hem uitnoodigingen bereiken tot het houden van series conferenties, niet alleen in Europa (o.a. Ned.), maar in ook N. en Z. Amerika.

M., die als denker zijn bevrijding uit het materialistisch rationalisme der 19e eeuw dankt aan Bergson, zag zich in zijn eerste publicatie gedwongen zich te richten tegen zijn vroegeren meester: het anti-intellectualisme van dezen laatsten moest hem, nadat zijn denken met de soepelheid ook de vastheid had gevonden in het realisme van Aristoteles en St. Thomas, voorkomen als een te ver gaande en gevaarlijke reactie. De laatste tien jaren werd M. ’s werk meer constructief. Voor de waarheid van het realistische denken beschouwt hij het als noodzakelijk om in voortdurend contact te blijven met de actueele werkelijkheid. Als een levenskwestie voor den wijsgeer ziet hij het beleven van de waarheid in de verbondenheid van het denken met een dieper geestelijk leven (invloed van H. Theresia van Lisieux, Benedictijnsch leven, later ook van St. Jan van het Kruis). Daar M. schrijvend steeds de theorie en de practijk verbonden ziet, vinden we in zijn werken onzen tijd met zijn vele problemen en conflicten weerspiegeld. Het is de verbondenheid van denken en leven, van traditie en actualiteit, zoo karakteristiek voor M., waardoor zijn persoon en zijn werk een zoo diep ingrijpenden invloed heeft op de jongeren, het meest nog wel op de leeken. Verschillende initiatieven gingen van hem uit: 1919, begin der Thomistische studiekringen in Fr., later ook in België en Engeland; sedert 1923, uitgave onder zijn leiding van Bibliothèque Française de Philosophie; in 1925, begin der groepeering om Le Roseau d’Ore; 1926, stichting van Société de Philosophie de la Nature (Bibliothèque de Philosophie de la Nature); 1930, uitgave Questions Disputées; 1932, Les lies, en Courrier des lies.

In zijn strijd voor geestelijke en maatschappelijke hernieuwing is M. een groote kracht voor de herchristianiseering der wereld; een leekenapostel van groot formaat.

Werken o.a.: la Philosophie bergsonienne (1913); Art et Scolastique (1920): Introd. générale à la Philos. (1920); Trois Réformateurs (1925); Réflex. sur l'Intelligence (1926); Charles Maurras et le Devoir des Catholiques (1925); Primeauté du Spirituel (1927); Sept Leçons sur l'Être (1932-’33); Le Docteur Angélique (1930); Religion et Culture (1930); Les degrés du savoir (1932): De la Philos. Chrétienne (1933); Science et Sagesse (1936); Quelques pages sur Léon Bloy (Cahiers de la Quinzaine, 1927); La Vie d’oraison (1922); in samenwerking met anderen, na de veroordeeling der Action Française: Pourquoi Rome a parlé (1927); Clairvoyance de Rome (1929).

Wijnhoven.

< >