Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Iris (biol.)

betekenis & definitie

Plantengeslacht van de fam. der lischachtigen, waarvan vsch. soorten als sierplant worden gekweekt. De i. heeft horizontale wortelstokken en lange, smalle bladeren.

Er zijn vele soorten. Als tuinplant zijn vooral de blauwbloemige I. germanica en de I. siberica bijzonder geschikt; zeer fraai, doch eenigzins lastig in de cultuur, is de Japansche i., terwijl de Spaansche en de Engelsche i. bijzondere waarde hebben voor snijbloementeelt. Rietsema.

< >