Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Invoer

betekenis & definitie

I. Algemeen

Invoer is het brengen van eenig goed over de grens van een zeker land i n dat land. De i. heeft bijzondere beteekenis, omdat op tal van goederen bij het doen passeeren van de grens belastingen worden gelegd, nl. → invoerrechten, → statistiekrecht, alsmede verschillende crisisheffingen. Ten gevolge hiervan gaat de i. gepaard met tal van douaneformaliteiten. Over deze formaliteiten wordt in dit artikel gesproken; voor de grondslagen en de hoogte van de bij i. geheven belasting, zie Invoerrechten.

De i. moet worden gedeclareerd; hierbij onderscheidt men tusschen een globale (voorloopige) en een specifieke (definitieve) aangifte van de ingevoerde goederen. De globale aangifte moet zoo dicht mogelijk bij de grens geschieden aan het zgn. „eerste kantoor van binnenkomst”; de specifieke kan ook in het binnenland plaats hebben, doch enkel op daartoe aangewezen losplaatsen. De goederen kunnen te dien einde onder douaneverband van het eerste kantoor naar de losplaats worden vervoerd.

De invoerrechten en het statistiekrecht worden voldaan bij de specifieke aangifte.Het is mogelijk de betaling van invoerrecht uit te stellen door opslag van de ingevoerde goederen in een → entrepot; gedurende betrekkelijk korten tijd kan ook de specifieke aangifte (en derhalve de betaling van het invoerrecht) worden uitgesteld. Aangezien het onmogelijk is door middel van een onafgebroken bewaking van de geheele grens elke overschrijding van goederen te constateeren, moeten voorschriften worden getroffen, waardoor eenerzijds vooral in grensstreken het vervoer en het in voorraad hebben van goederen worden beperkt, anderzijds visitatie van goederen, personen enz. mogelijk wordt gemaakt.

II. Nederlandsch belastingrecht. De invoer is geregeld in de Algemeene Wet op den in-, uit- en doorvoer van 26 Aug. 1822, Stbl. 38, en in een 15-tal andere wetten, waarvan de belangrijkste is de wet van 4 April 1870, Stbl. nr. 61, waarin o.a. de Kroon werd gemachtigd bij K.B. afwijkingen toe te staan van de in belastingwetten ten aanzien van den in-, uiten doorvoer en het vervoer van goederen voorgeschreven formaliteiten, wanneer zulks in het belang van handel, nijverheid of scheepvaart wenschelijk blijkt. Op grond van deze machtigingswet zijn zeer vele formaliteiten bij tal van Kon. Besluiten geregeld; het belangrijkste is het meermalen gewijzigde K.B. van 26 Maart 1872, Stbl. nr. 19. Van de thans geldende formaliteiten volgt hiér een uiterst beknopt overzicht.

Wijze van invoer De formaliteiten verschillen al naar gelang de i. plaats heeft

a) per schip uit zee;
b) per schip langs rivieren;
c) per trein;
d) lang den weg (waarbij voor vrachtauto’s faciliteiten mogelijk zijn);
e) per vliegmachine.

Globale (voorloopige) aangifte. Deze is toegestaan bij i. ter zee, langs rivieren, langs spoorwegen, bij luchtverkeer en in bepaalde gevallen met vrachtauto ’s langs den weg. Elke globale aangifte, generale verklaring geheeten (behoudens in het luchtverkeer, waar → „manifesten” worden gebezigd), moet (behalve in het geval van rechtstreekschen → doorvoer) binnen zekeren tijd worden gevolgd door een nadere aangifte, verband houdend met de (definitieve) bestemming van de goederen (binnenlandsch verkeer, opslag in entrepot, doorvoer). Bij i. langs rivieren en spoorwegen en met vrachtauto’s wordt een borgstelling geëischt.

Specifieke (definitieve) aangifte Deze moet alle gegevens bevatten, welke van belang zijn voor de berekening van het invoerrecht. Zij moet aanstonds na het overschrijden van de grens op het eerste kantoor van binnenkomst geschieden bij i. langs den weg (behoudens uitzonderingen voor vrachtauto’s), alsmede voor de goederen, welke reizende personen met zich voeren.In de gevallen, waarin de specifieke aangifte volgt op een globale aangifte, behoeft zij niet op het eerste kantoor te worden gedaan, doch kan zij ook elders in het land op zgn. losplaatsen geschieden. De specifieke aangifte moet worden ingediend door den beheerder van de goederen. Dit kan zijn:

a) de koopman, geconsigneerde, schipper, enz.;
b) de bijzondere gevolmachtigde van de onder a bedoelde personen;
c) de bij de belastingadministratie geadmitteerde expediteurs, convooiloopers, scheepsmakelaars of cargadoors. De aangifte moet op bepaalde formulieren geschieden, welke tevens dienstbaar worden gemaakt aan de → statistiek van den invoer. Voor de specifieke aangifte van accijnsgoederen gelden bovendien bijzondere bepalingen.

Nalatigheden bij de aangiften. Op het niet of onjuist doen van globale en specifieke aangiften zijn verschillende straffen gesteld: geldboete, verbeurdverklaring van goederen en vervoermiddelen, alsmede gevangenisstraf.

Maatregelen ter voorkoming van frauduleuzen invoer

a) De belastingadministratie is bevoegd alle inkomende schepen, vaar- en voertuigen te doen bewaken en de ladingsplaatsen en goederen onder verzegeling of sluiting te brengen,
b) Het vervoer van vele goederen wordt vooral in bepaalde strooken langs de grens, welke „linies” worden geheeten, aan formaliteiten gebonden; → Linie.
c) Het in voorraad hebben van bepaalde goederen wordt in het bijzonder op de linies slechts toegestaan, indien behoorlijke dekkingsbescheiden worden vertoond; → Nederlage.
d) De ambtenaren zijn bevoegd verklaard (soms in bepaalde omstandigheden) personen, vaar- en voertuigen en gedragen wordende goederen te visiteeren. Deze visitatie kan ook worden uitgestrekt tot bepaalde panden ; → Lijfsvisitatie ; Nederlage ; Visitatie.

Lit. : v. d. Poel, Wetgeving op den in-, uit- en doorvoer en de accijnzen in het algemeen (21928, wetensch. commentaar); van Bosveld Heinsius, Vakstudie (4Vil, naslagwerk, wordt met supplementen bijgehouden); den Hartogh, In-, Uit- en Doorvoer (141931; artikelsgewijze behandeling, wordt met supplementen bijgehouden); Smeets, De Rechtskennis v. d. Ingenieur (XI, afd. 2, § 5 vlg.; beknopt overzicht). M. Smeets. III. Belg. belastingrecht. De alg. beginselen van de organisatie van den i., met het oog op het innen van de → invoerrechten zijn in België dezelfde als in Ned., daar in beide landen het invoersysteem berust op de organieke wet van 26 Aug. 1822 op' den in-, uiten doorvoer. Latere wetten hebben weliswaar zekere wijzigingen en aanvullingen gebracht in de oorspronkelijke wet van 1822. Deze wijzigingen en aanvullingen zijn echter van gering belang en raken meestal niet de essentie van het systeem. Het volstaat o.m. de volgende wetten en besluiten aan te stippen:

a) wet 6 April 1843 op de beteugeling van den sluikhandel;
b) wet 4 Maart 1846 tot regeling der opslagplaatsen (→ Entrepot);
c) K.B. 13 Sept. 1855 op den i. per spoor.

Van meer belang is op te merken, dat ingevolge de Belgisch-Luxemburgsche Tolunie (wet 5 Maart 1922) het Belgisch Rijk en het groothertogdom Luxemburg maar één tolgebied vormen. Tusschen beide landen bestaat geen tolgrens meer.

Hierdoor eenigszins afwijkend van het Ned. stelsel, eischt het Belg. systeem in beginsel bij allen i. een specifieke (definitieve) aangifte bij het eerste kantoor. Uitzondering wordt gemaakt voor den i. per schip uit zee; hiervoor volstaat bij het eerste kantoor een voorloopige globale aangifte. Bij uitzondering kan ook de specifieke aangifte in bepaalde gevallen uitgesteld worden bij i. langs rivieren en kanalen (onderrichting 15 Oct. 1877) en bij invoer per spoor (K.B. 13 Sept. 1885 art. 1). Rondou.

< >