Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 15-08-2019

Interrogatie

betekenis & definitie

(philol.) of vraag is een zinvorm, waardoor de spreker den aangesprokene uitnoodigt om hem uitsluitsel te geven over een feit (ja- of neen-vraag) óf een aanvulling te geven op wat hij al weet (aanvullingsvraag), bijv.

1° Komt hij morgen?
2° Wanneer komt hij?

In het eerste geval is in het antwoord de inhoud der geheele vraag psychologisch subject, in het tweede geval de geheele inhoud op het „vraagwoord” na. Niet te verwarren hiermede is de zgn. rhetorische of oratorische vraag, die als kunstmatig stijlmiddel veel jonger is en zich waarsch. ontwikkeld heeft uit vragen, waarbij de redenaar aan zijn publiek (quasi) zelf de oplossing overliet: vgl.: Kan een vrouw haar kindeke vergeten? Omdat hier de oplossing voor de hand lag, en de redenaar juist daardoor nooit onpartijdig bleef, ontwikkelde deze vraag zich tot: het in twijfel trekken van het omgekeerde van wat de spreker suggereerde, en daardoor tot een sterke bevestiging of ontkenning. Het eigenaardig gebruik van wel voor ontkenning en niet voor bevestiging in deze soort vragen volgt uit het intrinsiek negatief karakter dezer zinnen,

a) Kan een vrouw haar kindeke vergeten? — Wèl? — Hoe kun je het zeggen!
b) Ben ik de baas? (ja of neen?) — Niét? enz.

Het verst in deze ontwikkeling zijn de vragen met wat en hoe gegaan, die allen vraagtoon verloren hebben en middel zijn geworden om het onuitsprekelijke, het geweldige uit te drukken: Wat hebben we genoten! Hoe liefelijk zijn uwe tenten . . . Lit.: Imme, Die Fragesütze nach psychol. Gesichtspunkten eingeteilt und erlautert, in Progr. des Gymnasiums zu Kleve (1879-’81). Over het psychologische ontstaan der twee soorten van vragen uit de klimmende en dalende taalreeksen, zie J. Van Ginneken, Onze Taaltuin (IV, 321-327). br. Herman Jozef

< >