heet iedere opvoedingsinrichting, voor lager, middelbaar of hooger onderwijs, weeshuis, kostschool, pensionaat, college, kweekschool, seminarie, enz., waar de leerlingen dag en nacht verblijven. Een ander woord voor i. is convict waarmee in engeren zin echter bedoeld wordt een door het Concilie van Trente voorgeschreven kerkelijk opvoedingsinstituut voor (toekomstige) priesterstudenten, die de lessen aan gymnasium, seminarie of hoogeschool volgen.
Dergelijke instituten bestonden reeds in deM. E., bijv. aan de Parijsche universiteit.Als opvoedingsinstituut, met den nadruk op opvoeding, tegenover onderwijs, staat het i. zeer zeker achter, vooral voor jonge kinderen, bij het goede gezin.
Maar vooreerst zijn lang niet alle gezinnen ideaal, ten tweede kan het verdere milieu (omgang, school) ernstige gevaren op leveren, en ten derde vinden vele ouders in de plaats hunner inwoning niet het onderwijs, dat zij voor hun kinderen wenschen. Daarom zijn goede i., d.w.z. zulke, waar zooveel mogelijk de ware gezinsgeest benaderd wordt, een noodzakelijkheid.
Het goede i. kan, met zijn geschoolde opvoeders, met zijn strakke tucht, met zijn godsdienstige geest en practijken, een vaste Kath. levensovertuiging aankweeken, leert met allerlei menschen omgaan, zich naar anderen schikken en behoedt voor vele gevaren.Lit. : Dupanloup, De 1’Education; Winkler, Das Problem der Internatserziehung in Vergangenheit_ und Gegenwart; van Popta, De „Landerziehungsheime”, geschiedenis, ontwikkeling en beteekenis (1929); Breuer, Gestichtsopvoeding (1935); J. Eckinger S.J., Die Kath, Anstaltserziehung (1913); Sellmair, Internatserziehung (1932, Kath.). Rombouts.