(recht). Ofschoon het zelden zal voorkomen, dat een kind, tijdens het wettig huwelijk uit een echtpaar geboren, zijn wettige afstamming zal hebben te bewijzen, heeft de wetgever toch rekening gehouden met de mogelijkheid daarvan en hiervoor bijzondere bepalingen vastgesteld.De Nederlandsche bepalingen betreffende de rechtsvordering tot inroeping van staat (➝ Burgerlijke staat) door een wettig kind (of tot betwisting daarvan) vindt men in de art. 316-326 B.W.
De vordering tot i. v. s. kan worden ingesteld:1° Door het kind zelf en door de erfgenamen van het kind; door de erfgenamen kan dit alleen geschieden bij overlijden van het kind gedurende zijn minderjarigheid of binnen de drie jaren na zijn minderjarigheid (art. 325).
2° Wanneer het kind de rechtsvordering reeds had ingesteld, tenzij het gedurende drie jaren na de laatste procesakte dit geding hebbe laten nisten (art. 326 B.W.). T.a.v. het kind verjaart deze vordering niet (art. 324 B.W.).
Aangenomen dat het huwelijk der ouders is bewezen, is de geboorte-akte een afdoende bewijs voor de afstamming (art. 316 B. W.). Ontbreekt deze, dan is voldoende het ongestoord bezit van staat van wettig kind (art. 316 lid 2). Dit kan blijken uit feiten en omstandigheden, die afzonderlijk of in onderling verband de verwantschap (i. c. de afstamming uit een bepaald echtpaar) aantoonen. De wet geeft eenige voorbeelden, nl. het dragen van den familienaam, de behandeling als kind, gepaard gaande met voorziening in opvoeding en onderhoud ; verder dat het kind door degenen, die het kennen, steeds als geboren uit het echtpaar is beschouwd of door de nabestaanden als zoodanig is erkend (art. 317 B.W.). Indien de geboorte-akte overeenstemt met het bezit van staat, is tegenbewijs niet toegelaten.
Ontbreekt zoowel de geboorte-akte als het onafgebroken bezit van staat, dan is getuigenbewijs mogelijk, echter onder twee voorwaarden:
1° Dat er is een begin van bewijs bij geschrifte,
2° Dat de vermoedens en aanwijzingen, voortkomend uit feiten, die reeds onbetwistbaar zijn, zwaarwichtig genoeg kunnen worden beschouwd, om het getuigenbewijs toe te laten (art. 319 B.W.).
Ook een ➝ natuurlijk kind kan in een proces tot inroeping van staat zijn afstamming bij vonnis laten vaststellen. Deze vordering komt niet toe aan kinderen in overspel of bloedschande verwekt. Zij kan steeds worden ingesteld tegen de moeder, doch tegen den vader alleen in geval van eenig misdrijf, bij art. 242245,249 of 281 van het W.v.Str. voorzien (art. 341-344 B.W.).
Bronsgeest.