(philologie). In vsch. primitieve talen van Oceanië, N.
Amerika en Azië wordt min of meer systematisch onderscheid gemaakt tusschen de aanduidingen voor de alienabele en de i. p. Onder de laatste categorie valt daarbij alles wat onmiddellijk mede-constitueerend is voor de persoonlijkheid van den spreker, wat hem onvervreemdbaar eigen is in den psychologischen zin van het woord; bijv. de namen van de ledematen, van verwanten enz.
Met al het overige is de verhouding meer uitwendig, alienabel.Lit.: C. C. Uhlenbeck, Het identificeerend karakter der possessieve flectie in talen van N. Amerika (Versl. en Meded. Kon. Acad. v. Wetensch. Amsterdam Afd. Letterk. V, 2, 3, 1917).