(geol.), een dieptegesteente, vrijwel uitsluitend samengesteld uit nefelien (meer dan 50%) en alkali-pyroxenen, een extreme vertegenwoordiger van de natron-reeks der alkali-gesteenten (→ Stollingsgesteenten). I. met olivijn heet bekinkiniet; neemt het gehalte aan donkere bestanddeelen af, dan spreekt men van urtiet.
Door het optreden van veldspaten gaan al deze gesteenten over in foayieten e.d. Jong