(eigenlijk: Hubert Marie), kunstschilder. * 6 Juni 1881 te Parijs, uit Ned. ouders. Kwam op 8-jarigen leeftijd terug in Holland. Doorliep vier klassen van de H.B.S., mocht daarna schilderen.
In 1899 haalde hij de acte middelbaar teekenen, volgde avondlessen aan de Amsterdamsche Academie. Leefde als jong schilder eenige jaren te Brussel en schilderde veel portret. In 1908 kwam hij in Ned. terug.
Werd directeur van de Kon. School te Den Bosch, vervolgens van het Rijksinstituut tot opleiding van teekenleeraren te Amsterdam. Op 1 Sept. 1931 hoogleeraar aan de Techn.
Hoogeschool te Delft, voor handteekenen en de geschiedenis der schilder- en beeldhouwkunst. Voorzitter van de Maatschappij Arti et Amicitiae te Amsterdam. Gezocht als vlot spreker en als leider van kunstreizen naar Frankrijk, Italië, Spanje, schreef daarvoor ook „Wandelingen”.
Van zijn andere geschriften over beeldende kunst valt te noemen een boek over Rembrandt. Zijn eigen werk is vlot en zwierig, met neiging tot het pompeuze en barokke. Maakte ook etsen, lithographieën en houtsneden.
Engelman