Duitsch plantkundige. * 8 April 1805 te Stuttgart, ♰ 1 April 1872 te Tübingen, als prof. in de plantkunde. Hij is de grondlegger van de moderne weefsel- en ontwikkelingsleer en vooral bekend om zijn erkenning van het protoplasma als het voornaamste deel van de cel (1846). De naam protoplasma is ook aan hem te danken.
Naar M. is genoemd de Mohlsche laag, een parenchymatische weefsellaag, die bij vele tweezaadlobbigen voor het afvallen van het blad in de basis van den bladsteel wordt aangelegd. Het afbreken van het blad geschiedt in dit gepraeformeerde breukvlak, meestal door verslijming van de middenlamellen der celwanden, terwijl de vaatbundels verscheurd worden. De ontstane wond wordt afgesloten door een kurklaagje, hetwelk gevormd wordt door een phellogeen, dat soms reeds voor het afvallen van het blad in de Mohlsche laag wordt aangelegd.Voorn. werken: Beitr. zur Anatomie und Physiologie der Gewächse (1834); Mikrographie oder Anleitung zum Gebrauch des Mikroskop (1846); Grundzüge der Anatomie und Physiologie der vegetabiliselien Zelle (1851). Melsen