Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 02-10-2019

Henryk Pontoppidan

betekenis & definitie

Zeer vruchtbaar Deensch roman- en novellenschrijver, eerst van naturalistische, later van gezond regionalistische strekking. * 24 Juni 1857 te Fredericia. Nobelprijs in 1917.

Zelf uit een oud predikantengeslacht voortgekomen, maakte P. van het thema der antipathieke dominees-familie in een van Grundtvigianisme aangestoken landelijke omgeving het hoofdgegeven zijner verhaalkunst. Zijn meesterlijke teekenkunst van boeren en buitenleven maakt hem tot een der grootste → Heimat-vertellers van zijn tijd. In de tweede periode van zijn loopbaan wordt de roman van P. zerper en grauwer tevens; thans ook van het Brandesiaansch naturalisme en individualisme, en meteen van de liberale politiek, ontgoocheld, verschanst hij zich achter het idealisme van den droom.

Voorn. werken: Det forjaettede land (Het beloofde land; 1891 vlg.); De dödes rige (Het rijk der dooden: 1912 vlg.); Lykke-Per (1900); Mands Himmerig (Het koninkrijk van den man; 1927).

Lit.: V. Andersen, H. P. (1917): E. Thomsen, H. P. (1931).

Uitg.: Romaner og Fortaellinger (1924 vlg.). Baur.

< >