Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 05-06-2019

Hendrik Lodewijk Drucker

betekenis & definitie

Ned. rechtsgeleerde en staatsman; * 1857 te Amsterdam, ✝ 1917 te Den Haag. Studeerde te Leiden en te Leipzig.

Hoogleeraar in het Romeinsche recht te Groningen (1882—1889) en te Leiden (1889—1897). Lid van de Tweede Kamer (district Groningen) van 1894 tot 1913.

Gekozen als voorstander van de door Tak van Poortvliet aanhangig gemaakte regeling van het kiesrecht. Tot 1901 bleef hij aangesloten bij de Liberale Unie en trad toen toe tot den in dat jaar gestichten Vrijzinnig-Democratischen Bond, wiens beginselen hij met overtuiging en talent verdedigde.

Reeds in 1891 had minister Smidt (ministerie-Van Tienhoven, 1891—1894) hem opgedragen een wetsontwerp samen te stellen tot regeling der → arbeidsovereenkomst (arbeidscontract). Pas onder het ministerie-De Meester (1905—1908) werd dit voorontwerp, dat reeds eerder, met enkele wijzigingen, overgenomen was door minister Cort van der Linden (ministerie-Pierson, 1897—1907) en minister Loeff (ministerie-Kuyper, 1901—1905) door minister Van Raalte met de door Loeff aangebrachte wijzigingen overgenomen, ingediend en door de Kamers aangenomen.

In 1913 kreeg mr. D. zitting in de Eerste Kamer voor Noord-Holland. Verberne Drude1° Oscar, Duitsch plantkundige; * 5 Juni 1852 te Brunswijk. In 1879 werd hij hoogleeraar in de plantkunde en directeur van den botanischen tuin te Dresden. Vanaf 1920 woont hij te DresdenBühlau. D. was systematicus en bewerkte als zoodanig de palmen voor de Flora Brasiliensis, maar is vooral bekend als plantengeograaf.

Werken o.a.: Die Florenreiche der Erde (1884); Atlas der Pflanzenverbreitung (1887, deel van Berghaus’ Physikal. Atlas); Deutschlands Pflanzengeographie (1895); Die Oecologie der Pflanzen (1913). Met Engler redigeerde hij vanaf 1896 een verzameling van monographieën op plantengeographisch gebied, waaraan hij zelf in 1902 Der herzynische Florenbezirk als bijdrage leverde. Melsen

2° Paul Karl Ludwig, Duitsch natuurkundige; * 12 Juli 1863 te Brunswijk, ✝ 6 Juli 1906 te Berlijn. Hij was professor in de natuurkunde te Leipzig, Gieszen en Berlijn. Hij behandelde het gedrag van metalen vanuit het standpunt der electronentheorie en schreef een zeer goed leerboek der optica. Verder vond hij een afstandsmeter uit. J. v. Santen

Druïden (oud-Iersch drui = toovenaar, wijze), naam van de Keltische priesters, in de 3e eeuw voor Chr. vanuit Ierland naar Gallië overgeplant, waar zij een grooten invloed kregen cn naast den adel een gesloten stand vormden. Zij leerden de onsterfelijkheid der ziel en een goddelijke voorzienigheid, maar brachten menschenoffers en werden daarom door keizer Claudius vervolgd.

Lit.: Kendrick, The Druids (1927). Bellon Druïdensteenen Door het water uitgeholde steenen, waaraan men vroeger de beteekenis van Keltische offeraltaren hechtte. Het volksgeloof kent aan dergelijke steenen tafels en → dolmen nog onheilafwerende kracht toe.

< >