Havenschap - Vorm van autonoom havenbestuur naar analogie van het → waterschap.
In Ned. hebben de havens tot dusver geen autonoom bestuur. Het bestuur der havens berust in hoofdzaak bij de gemeente, op wier gebied zij liggen. Vooral wanneer een havencomplex, als dat van Rotterdam, over verschillende gem. verspreid ligt, brengt het bestuur door de gemeenten bezwaren met zich, welke sommigen meenen te kunnen ondervangen door het in het leven roepen van havenschappen.
Lit.: B. Kolff, Autonoom Havenbestuur (1928). Struycken Ook in België is het h., als autonoom havenbestuur, onbekend. De havens van Antwerpen, Brugge en Oostende zijn eigendom van de gemeenten, krachtens een besluit van den prins-souverein Willem van Oranje-Nassau (30 Sept. 1814). Deze gemeenten hebben het bestuur en de politie van hun haven in hun bevoegdheid. Het politierecht wordt echter gedeeld met andere organismen, o.m. met den loodsdienst, afhankelijk van het ministerie van Vervoer, en met den dienst van bruggen en wegen, afhankelijk van het min. van Openbare Werken, alsook met dc waterschouten, door het min. van Vervoer aangesteld.
Voor de haven van Brussel is de toestand eenigszins verschillend. Deze werd door de stad Brussel in eigendom overgemaakt aan de Société du Canal et des installations maritimes de Bruxelles (Statuten goedgekeurd door de wet van 11 Sept. 1895). Deze mij. heeft het bestuur van de haven in hare bevoegdheid (K.B. 6 Dec. 1897). De politie blijft aan de gemeente behooren, krachtens het decreet van 29 Aug. 1790. De regeling van de Brusselsche haven benadert dus eenigszins het begrip havenschap, zonder het echter volkomen te verwezenlijken. Rondou ArnoIdus Havensius (Havens), Kartuizer en historieschrijver; * 1540 te Den Bosch, ✝ 14 Aug. 1610 te Gent. Studeerde aan de univ. van Keulen, trad in 1558 aldaar in de Sociëteit van Jesus en werd in 1586 te Leuven Kartuizer.
Achtereenvolgens prior van de kloosters te Leuven, Vught, Luik, Leuven, Luik, Brussel en Gent. Tevens bestuurde hij als visitator de Ned. prov. der Orde. Van zijn hand zijn een aantal geschriften verschenen. Vooral zijn hist. werken zijn van beteekenis wegens hun nauwkeurigheid. Door zijn relaties werd hij over de kerkelijke gebeurtenissen van zijn tijd goed ingelicht. Schottens Werken: o.a. Commentarius de erectione novorum in Belgio episcopatuum (Coloniae 1609); Historica relatio duodecim martyrum Cartusianorum qui Ruremundae in Ducatu Geldriae agonem suum feliciter eompleverunt (Gent 1608).
Lit.: Nw. Ned. Biogr. Wbk. (VI).