Hasan-Hoesein-feest - Het feest op den 10en Moeharram ter herdenking van den dood van Hoesein (→ Hasan ibn Ali), waarbij tegelijkertijd Hasan herdacht wordt. Het wordt niet alleen in het SjiTetische Perzië gevierd, doch is ook naar het Sjiletisch beïnvloede Britsch-Indië en zelfs vandaar naar Ned.Indië overgebracht, waar het tegenw. nog slechts op Sumatra’s Westkust gevierd wordt.
In processie worden toestellen in torenvorm rondgedragen, die een graf of een lijkbaar moeten verbeelden (taboet). Vsch. volksgebruiken zijn in deze ceremoniën opgenomen.Lit.: Ph. van Ronkel, Nadere gegevens omtrent het Hasan-Hoesain-feest, in: Tschr. Batav. Genootsch. (LVI 1914). Zoetmulder Hasan ibn Ali Oudste zoon van → Fatima, de dochter van Mohammed, en van Ali; * 625 of 626 te Medina, ✝ 669 aldaar. Na Ali’s dood werd hij in Irak door de aanhangers van Ali tot tegenkalief uitgeroepen, doch na onderhandelingen met zijn vijand Moe’awija liet hij zich voor een groote som gelds omkoopen en beloofde, zich rustig te zullen houden. Daarna leidde hij in Medina een leven van uitspattingen en stierf er, naar het zeggen der Sjiieten, vergiftigd door Moe’awija. Het was een levensloop, in overeenstemming met zijn zwak en zinnelijk karakter.
Zijn een of twee jaar jongere broer Hoesein werd na zijn dood het hoofd der → Sji’a. Toen bij den dood van Moe’awija en de troonsbestijging van Jazid de inwoners van Koefa in Irak het oogenblik gunstig achtten voor een opstand, trok hij vanuit Mekka daarheen, werd te Karbala (Kerbela) tegengehouden door de troepen van Jazid en, na geweigerd te hebben zich over te geven, gedood op 10 Oct. 680. Deze dood wordt door de Sjiïeten beschouwd als een vrijwillig ondergaan martelaarschap en jaarlijks met groote rouwplechtigheden en „passiespelen” herdacht (→ Hasan-Hoesein-feest). Zijn graf te Karbala is een van hun voornaamste bedevaartsplaatsen. Zoetmulder Bogdan Petriceicu Hasdeu Dichter van de Roemeensche Romantiek, een der meest gezaghebbende tegenstanders van de → Junimea. * 16 Febr. 1836 in Bessarabië, ✝ 25 Aug. 1907 als hoogleeraar te Boekarest. H., vooral als nationalistisch, nog sterk partijdig philoloog werkzaam, liet één dramatisch gedicht van belang na, Rasvan, benevens een aantal hist. romans.
Lit.: Apostolescu, Influence des romantiques fr. sur la poésie roumaine (Farijs 1909). Baur Hasdrubal Naam van verschillende Carthaagsche veldheeren:
1° Zoon van Hanno, in 250 v. Chr. bij Palermo door L. Caecilius Metellus verslagen.
2° Schoonzoon van Hamilcar Barcas, dien hij in 229 als stadhouder van Spanje opvolgde, stichtte Carthago nova (Carthagena); meer diplomaat dan veldheer, breidde hij de Carth. macht door bondgenootschappen uit, sloot een verdrag met de Rom., waarbij de Ebro grensscheiding werd; ✝ 221 door sluipmoord.
3° Zoon van Hamilcar Barcas en broer van Ilannibal, in 218 door Hannibal als opperbevelhebber van de Carth. troepen in Spanje achtergelaten, versloeg in 211 de beide Scipio’s bij Amtorgis ten Z. van de Ebro, werd zelf verslagen bij Baeculae (209). In 208 door Hannibal te hulp geroepen, werd hij verpletterd door C. Claudius Nero en M. Livius Salinator bij den Metaurus. Zijn afgehouwen hoofd werd in Hannibal’s legerplaats geworpen.
4° Zoon van Gisgon, streed tot 207 in Spanje, daarna in Afrika tegen de Romeinen. Men weet aan hem de nederlaag bij Zama.
5° Voorname Carthager in den 3en Punischen oorlog (149-146 v. Chr.), gaf zich na de verwoesting van Carthago (146) over aan Scipio, gestorven in gevangenschap in Italië. Witlox
Hase
1° Jacob de, Vlaamsch schilder, leerling van Gerard Schoofs; * 1575 te Antwerpen, ✝ 1634 te Rome. Werkte te Rome; o.a. een „Maria-Hemelvaart” voor S. Maria in Campo Santo, in welke kerk hij ook werd begraven. Zoowel genoemd werk als al zijn andere werken zijn verloren.
Lit.: A. v. Wurzbach, Nied. Künstlerlex. (I 1906); Hoogewerff, Ned. Schilders in Italië in de 16e e. (1912).
2° Karl Benedikt, Duitsch Klass. philoloog; * 11 Mei 1780 te Suiza (in Saksen), ✝ 21 Maart 1864 te Parijs, waarheen hij in 1801 was gegaan. In 1816 werd II. prof. in de Gr. palaeographie en het Nieuw-Grieksch aan de Ecole des langues orientales, in 1832 conservator der hss. aan de kon. bibliotheek, voor wier Notices et Extraits hij veel bijdragen leverde. In 1852 werd hij prof. in vergelijkende grammatica aan de Sorbonne. Hij was een der beste kenners van de Byzantijnsche lit. en gesch. Zijn Briefe von der Wanderung und aus Paris werden uitgegeven door O. Heine (1894). Zr. Agnes
3° Konrad Wilhelm, Duitsch architect; * 2 Oct. 1818 te Einbeck, ✝ 28 Maart 1902 te Hannover. Neigde aanvankelijk over tot het Romaansche type in zijn bouwwerken (stationsgebouwen te Lehrte, Celle; grafkapel te Wilkenburg bij Hannover), maar werd als leeraar aan het Polytechnicum te Hannover (1849) een warm voorstander van den Gotischen baksteenbouw, welke in de 2e helft der eeuw in Duitschland onder zijn invloed opkwam. Hoofdwerken: Christuskirche (1859-’64), Apostelkirche (1883) te Hannover. p. Gerlachus Lit.: Thieme-Becker, Allg. Künstler-Lex. (XVI, 98-99); A. Kuhn, Gesch. der Bauk. (II, 1023, 1048).