(of Olaf), heilige en martelaar, koning van Noorwegen, ♱ 1030. Met de Vikingers naar Engeland getrokken, bekeerde hij zich en werd 1014 in Rouaan gedoopt. 1015-’30 koning van Noorwegen.
Bij zijn terugkeer in Noorwegen bestreed hij het heidendom, maar werd in den slag bij Stiklestad gedood (→Noorwegen). Zijn lijk werd bijgezet in de St.
Clemenskerk te Nidaros (nu Trondhjem). Spoedig als heilige vereerd.
In de M.E. brachten Ned. koopvaarders en pelgrims zijn vereering naar Nederland: Amsterdam kreeg in 1451 zijn St. Olavskapel, later Oude-Zijdskapel (nu ontspanningslokaal);. ook Deventer heeft zijn St.
Olavskapel gehad en nog staat daar zijn beeld. Zwolle had een herberg, Kampen een vicarie met altaar, Zutphen een beeld van St.
Olav. Oude Ned. kalenders vermelden zijn feest op 29 Juli.Mgr. prof. dr. J. Smit nam bij zijn benoeming tot apost. vic. van Noorwegen den naam Olav aan en stelde het missiewerk in Noorwegen onder den naam en de bescherming van St. Olav. Orgaan: „Uit het land van St. Olav”.
Centrum: St. Olavshuis te Bussum, bediend door de Zusters van St. Franciscus Xaverius met bijz. bestemming voor Noorwegen (moederhuis te Bergen, Noorwegen). Feugen.
Lit.: Acta Sanctorum (Juli! VII) ; Analecta Boll. (XX, 369 vlg.); Riesterer, St. Olaf, roi de Norvège (1930); Uit het land van St. Olav (tijdschr.); A. E. Rientjes, St. O. en zijn attributen (in Gildeboek, 1932).
In de iconographie wordt O. afgebeeld: als koning met strijdbijl, vanwege zijn dood door een strijdbijl; staande op een geketend monster (symbool van het heidendom); als koning met ciborie in de hand, staande op een draak; als ridder met schild en lans. Oudste werk: een houten beeld uit Hölö (1250). Ook ziet men O. als grijsaard in zittende houding, p. Gerlachus.
Lit. : K. Künstle, Ikonogr. der Heiligen (1926).