Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Handlichting. Ned. Recht

betekenis & definitie

Handlichting. Ned. Recht. - Door h. wordt de minderjarige in meerdere of mindere mate met den meerderjarige gelijk gesteld (art. 473 B.W.). Er zijn twee soorten van h., nl.:

1° de meerderjarigverklaring of venia aetatis (art. 474-479 en 486 B.W.),
2° de beperkte h. (art. 480-486 B.W.).

Meerderjarigverklaring wordt verkregen door zgn. brieven van meerderjarigverklaring. Zij wordt verleend door den Hoogen Raad op verzoek van den minderjarige, die den vollen ouderdom van 20 jaren moet hebben bereikt, doch zij is niet van kracht, dan nadat zij is goedgekeurd door de koningin (art. 474 en 475 B.W.). De Hooge Raad beslist niet dan na verhoor of oproeping van ouders of van den voogd, toezienden voogd en bloed- en aanverwanten (art. 476 B.W.). Wanneer de venia aetatis is verleend, moet zij worden afgekondigd en verder bekend gemaakt in de Staatscourant en in een plaatselijk blad (art. 486 B.W.).

De meerderjarigverklaarde staat in alles met den meerderjarige gelijk; hij blijft echter gebonden tot zijn 21e jaar aan de art. 92, 94 en 96 B.W. (toestemming van ouders of grootouders, of verlof van den rechter tot het aangaan van een huwelijk) en art. 97 le lid (art. 478 B.W.). De Hooge Raad kan den minderjarige ook beperken in zijn bevoegdheid tot bezwaren en vervreemden van onroerende goederen (art. 479 B.W.).

De meerderjarigverklaring of venia aetatis is onherroepelijk.

Beperkte h. kan worden verzocht door den minderjarige, die den vollen ouderdom van 18 jaren heeft bereikt. Het verzoek wordt gericht tot den kantonrechter, die nooit beperkte h. kan verleenen tegen den wil van dengene der ouders, die de ouderlijke macht uitoefent of de voogdij (art. 480 B.W.). Ook hier moeten worden gehoord of opgeroepen de ouders of voogd, toeziend voogd en bloed- en aanverwanten; in ieder geval moeten ook bij voogdij de in leven zijnde ouders worden gehoord, al waren zij niet met de voogdij belast (art. 481 B.W.).

Bij het verleenen der beperkte h. bepaalt de kantonrechter uitdrukkelijk, welke rechten van meerderjarigheid aan den minderjarige worden toegekend (art. 482 B.W.). Voor het overige blijft de minderjarigheid voortduren. De kantonrechter is gebonden aan art. 484, waarin wordt bepaald in hoever de rechten, aan den minderjarige toe te kennen, zich mogen uitstrekken, o.a. tot de gedeeltelijke of de geheele ontvangst, de uitgaven van en de beschikking over zijn inkomsten, het bebouwen zijner landerijen, het oprichten van of deelnemen in een fabriek, en tot het drijven van nering en handel. In de beide laatste gevallen kan de minderjarige ook de noodige verbintenissen aangaan, met uitzondering echter van vervreemding en bezwaring zijner vaste goederen en van vervreemding of verpanding zijner rentegevende effecten, inschrijvingen in grootboeken van openbare schuld, hypothecaire schuldvorderingen en aandeelen in naamlooze en andere vennootschappen.

In een procedure betreffende de hem verleende rechten kan de minderjarige partij zijn.

De afkondiging en bekendmaking geschiedt als boven; uitdrukkelijk moet echter worden vermeld, tot welke rechtshandelingen de minderjarige bekwaam is verklaard (art. 486 B.W.).

De beperkte h. kan in tegenstelling met de venia aetatis worden ingetrokken door de Arrondissementsrechtbank, indien de minderjarige daarvan misbruik maakt of gegronde vrees daartoe bestaat (art. 485 B.W.)

Bronsgeest.

Voor Belg. Recht, ➝ Hypotheek; Ontvoogding.

Handlichting (van hypotheek). Voor Ned. Recht, ➝ Doorhaling.

Belg. Recht. Er dient een onderscheid gemaakt te worden tusschen de vrijwillige en de gerechtelijke h. De vrijwillige h. is de akte, waarbij de belanghebbende, d.i. deze in wiens voordeel een hypothecaire inschrijving werd genomen of zijn rechthebbenden, zijn inzicht te kennen geeft, om aan de inschrijving te verzaken en deze derhalve te laten doorhalen. Om h. te geven, zijn twee vereischten noodig: toestemming en bekwaamheid. De bekwaamheid van dengene, die de h. geeft, moet grooter of kleiner zijn, naarmate de h. toegestaan wordt voor of na het aflossen van de hypothecaire schuld. De h. moet gegeven worden bij notarieele akte.

De bewaarder der hypotheken, wanneer hij tot de doorhaling overgaat, moet zich vergewissen of diegene, die de h. heeft gegeven, daartoe bevoegd was en de noodige bekwaamheid had, alsmede of de voorgebrachte stukken regelmatig en geldig zijn.

De gerechtelijke h. is het vonnis, door de rechtbank gewezen op verzoek van eiken belanghebbende en waarbij de doorhaling van een inschrijving bevolen wordt, wanneer de inschrijving geen enkele bestaansreden heeft door het feit, dat er geen hypothecaire schuld bestaat of dat deze werd afbetaald en de crediteur anderzijds weigert om de h. te geven, ofwel wanneer de inschrijving onregelmatig is en schade veroorzaakt aan derden. Cf. art. 92 vlg. der Wet van 16 Dec. 1851. Orban.

< >