Hagen - 1° (ook: Dumoeus) Jan van der, Dominicaan, kerkelijk schrijver; *ca. 1526 te Ronse, ✝1576 aldaar. Hij muntte uit als controversist tegen de ketters en was prior van het convent te Leeuwarden, kort voordat dit verwoest werd.
Zijn werk ging verloren. Erens.L i t.: Foppens, Bibliotheca belg.; Biogr. Nat. Beige.
2° Johann Georg, Jezuïet en sterrenkundige; *6 Maart 1847 te Bregenz, ✝5 Sept. 1930 te Rome. Trad 1863 te Gorheim in de Sociëteit van Jesus, studeerde 1870-’71 wis- en sterrenkunde te Munster en Bonn, moest 1872 vanwege de Mei-wetten ontwijken naar Oostenrijk en doceerde 1872-’75 in het college te Feldkirch. Priester gewijd 1878 te Dittonhall bij Liverpool, werd hij 1880 leeraar in het college te Prairie du Chien, Wisconsin. In 1888 benoemd tot directeur der sterrenwacht van Georgetown College, Washington, gaf hij de zes eerste deelen uit van zijn Atlas Stellarum variabilium en de drie eerste deelen van zijn Synopsis der höheren Mathematik. In 1906 werd hij door paus Pius X naar Rome geroepen, om de Vaticaansche sterrenwacht te reorganiseeren. Onder zijn krachtige leiding werden de tien deelen van den Vaticaanschen astrographischen cataloog in 1928 voleindigd. Van zijn talrijke publicaties mogen genoemd worden zijn groot historisch-technisch handboek: Die Veränderlichen Sterne (1921), zijn historischcritisch werk: Les preuves mécaniques anciennes et nouvelles de la rotation de la terre, gevolgd door nieuwe origineele bewijzen met isotomeograaf en valmachine van Atwood (1911-’12); en vele art. over sterrenkleuren en de physische verklaring van veranderlijke sterren. In 1927 verscheen het 7e dl. van den Atlas Stellarum Variabilium, en, als opera posthuma, in 1931 het 4e dl. zijner Synopsis en in 1934 het 8e dl. van den Atlas.
Als zijn hoofdtaak te Rome beschouwde H. de helderheidsschattingen der cosmische nevels. Zijn „Preparatory Catalogue for a Durchmusterung of Nebulae” (1927), werd gevolgd door den „General Catalogue”, geredigeerd door Fr. Becker (1928). Zijn hemelschouw der veel omstreden donkere cosmische nevels (Rassegna delle nebulose oscure, 1931) (zie onder →Donkere cosmische wolken) was bijna voleindigd, toen hij te Rome stierf.
L i t.: J. Stein S.J., P. Giovanni Giorgio Hagen S.J., in: Atti Pont. Acc. d. Sc. Nuovi Lincei (84, 1931); H.
Dopp S.J., J.G. Hagen S.J., in: Revue des Quest. Scient. (19, 1931). Stein.
3° (Ook: Haagen) Joris van der, Ned. schilder; *ca. 1615 te Dordrecht, ✝1669 te Den Haag. Hij reisde veel rond in Ned. en schilderde vnl. landschappen, die zeer zorgvuldig in afwerking zijn en een gevoelig oog voor het natuurschoon verraden. Men kent ook een groot aantal verdienstelijke teekeningen van hem. Schretlen.
L i t.: v. Wurzbach, Nied. Künstlerlex.; J.K. v.d. Haagen, De schilders v.d. H. en hun werk (1932).
4° Martinus van der, Ned. Jezuïet; *19 April 1847 te Lith, ✝6 Febr. 1912 te Rotterdam. Na kapelaan te zijn geweest in Waalwijk, trad hij 1878 in de Sociëteit en was gedurende 30 jaren kapelaan en pastoor te Den Haag. Zijn boekje „Waar is de Kerk van Christus?” (1895), meermalen herdrukt en in het Engelsch, Duitsch en Esperanto vertaald, blijft zijn apologetische waarde behouden. v. Hoeck.
5° Steven van der, Ned. vlootvoogd in dienst der O.I.C.; *waarsch. 1563 te Amersfoort, ✝eind Juli 1624 te Utrecht. H. had tusschen 1600 en 1605 een werkzaam aandeel in de verovering der Molukken. Zijn verbond met de Amboneezen heeft voor deze laatsten zeer belangrijke gevolgen gehad, daar het het begin is geworden van geregelden Protestantsch-Nederlandschen cultureelen invloed. Berg.