Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Hagedissen

betekenis & definitie

Hagedissen - (Lacertilia), een orde der kruipende dieren. Het zijn langgerekte, rolronde dieren.

Meestal hebben zij vier korte ledematen; voor- of achterpooten of alle pooten kunnen ontbreken. De huid is met schubben bedekt.

De tanden staan op of tegen de kaken. Het is de meest soortenrijke, over de geheele aarde verspreide orde.

De eieren met perkamentachtige schaal worden in gering aantal gelegd of ontwikkelen zich in het moederdier (eierlevendbarend).In Ned. leven: van de familie Anguidae de → hazelworm (Anguis fragilis L.); van de familie echte hagedissen (Lacertidae): de gewone hagedis (Lacerta agilis L.) op droge, zandige plaatsen;het mannetje is bruingrijs, op zij groen, het wijfje bruingrijs; de kleine hagedis (L. vivipara Jac.), zeldzaam in het Oosten, bruin gekleurd; de muurhagedis (L. muralis Laur.), in de grens provinciën, met grijsbruine boven- en gele of oranje onder zijde. In Zuid Europa leef; de groene smaragdhagedis (L. viridis Laur.). Uitheemsch de volgende families: → gecko’s; Agamen of Agemidae (→ doornhagedis, vliegende → draak); de leguanen of boomhagedissen (Iguanidae), langzame boomdieren met zonderlinge huidaanhangsels; in Amerika leven de helmbasilisk (→ Basiliscus) en de leguanen (Leguana) met een rugkam, tot 1,5 m lang; de varanen (Varanidae) in de Oostelijke wereldhelft, tot 3 m lang, nuttig door hun vleesch en eieren; → Kameleon. Zie ook →Diktongigen. Keer.

< >