Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Gwalior

betekenis & definitie

Gwalior - 1° Groote inlandsche staat in Eng.-Indië; de voornaamste van de drie overgebleven → Mahratten-vorstendommen; opp. 68 290 km2 (2 x Ned.); 3½ millioen inw., vnl. Hindoes.

2° Oude versterkte hoofdstad van den staat G., nu gevoegd bij de nieuwe hoofdstad Lasjkar (X 224 D2). 80000 inw. Tapijten-fabricage. G. de Vries

De vesting ligt op een vrij-liggende rots, waarop de Dzjaina’s in de 15e eeuw een serie holen-tempels maakten. Het paleis van Man Singh (1486-1518) is het mooiste deel van de citadel, die ook nog een drietal Wisjnoe-tempels bevat (de dubbelgroep Sas Bahoe en de Teli-ka-Mandir, beide uit ca. 1100 na Chr.). In 1559 veroverde Akbar de vesting, waarna het land bijna twee eeuwen bleef behooren tot het rijk der groot-mogols. Belangrijk is te G. nog het graf van Mohammed Gaus (16e eeuw). Bij Besnagar (staat G.) staat de oudste Brahmaansche zuil, uit de Sjoengga-periode (180-70 v. Chr.).

Lit.: E. Diez, Die Kunst Indiens; E. La Roche, Ind. Baukunst; J. Fergusson, Hist. of Indian and eastern architecture; P. Ph. Vogel, Op het voetspoor van Boeddha. Hendricks

< >