Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 18-09-2019

Gustav Mahler

betekenis & definitie

Oostenrijksch componist en dirigent. * 6 Juli 1860 te Kalischt (Bohemen), ✝ 18 Mei 1911 te Weenen. Was van Joodsche afkomst en is omstreeks 1894 tot het Katholicisme bekeerd. Hij studeerde aan het conservatorium te Weenen (o.a. bij Bruckner) en koos de loopbaan van opera-dirigent, eerst in kleine plaatsen, later in Leipzig (1885),Boedapest (1888), Hamburg (1891) en ten slotte in Weenen (1897-1907), waar hij als leider van de Hofopera de muziekdramatische uitvoeringskunst tot een ongekende hoogte gebracht heeft.

De laatste vier jaren van zijn leven heeft hij gedurende de winterseizoenen in Amerika gedirigeerd.Als componist is M. dank zij de intensieve propaganda van Willem Mengelberg in Nederland bekend en bewonderd geworden als wel nergens ter wereld. Zijn muziek is om de sterke expressie van alle mogelijke menschelijke sentimenten voor velen een openbaring geweest, zoowel in de liederen („Aus des Knaben Wunderhorn”) en de liederencycli („Lieder eines fahrenden Gesellen”, 1884; „Kindertotenlieder”, 1902, en „Das Lied von der Erde”, 1908), als in de 10 deels grootsch opgezette symphonieën, waarin behalve een omvangrijk orkest dikwijls ook koren en soli vereischt zijn. In stilistisch opzicht vormt M.’s muziek een samenvatting van elementen uit de stijlen van Beethoven, Schubert, Bruckner, Berlioz en Liszt, terwijl ook de operamuziek van zijn tijd een rol bij hem speelt. In zijn latere werken is M. een baanbreker voor de zgn. expressionistische muziek van een Schönberg geworden, en wel door de contrapuntische zelfstandigheid en de groote intervallen in zijn melodische schrijfwijze. Als geniaal instrumentator en vinder van nieuwe klanken voor stemmingen van apathischen, weemoedigen, cynischen en extatischen aard, zal M. altijd een bijzondere plaats in de muziekgeschiedenis blijven behouden.

Lit.: P. Stephan, G. M. (41921); R. Specht, M. (181925); P. Bekker,M.’s Sinfonien (1921); G. Adler, G.M. (1916); R.

Mengelberg, G. M. (1923) ; C. van Wessem, G.M. (z.j.); W. Hutschenruyter, G. M. (1927); N. BauerLechner, Erinnerungen an M. (1923); A. Roller, Die Bildnisse G.

M.’s (1922); G. M.’s Briefe (1924, uitg. door M.’s weduwe); handschr. facsimile der nagelaten Xe symphonie (1924, uitg. Ernst Krenek). Reeser.

< >