Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Günther

betekenis & definitie

Günther - 1° Albert, zoöloog, * 3 Oct. 1830 te Eszlingen, ✝ 1 Febr. 1914 te Kiew. Studeerde medicijnen; 1875-’95 directeur van de zoölogische afdeeling van het Britsch Museum te Londen.

Werken: Handb. der medizin. Zoologie (Stuttgart 1858); Fische der Südsee (6 dln. Hamburg 1874-’78); Introd. to the study of fishes (1880); Reports on the shore fishes and pelagic fishes of the voyage of the Challenger (1887-’88).

Anton, priester, philosoof, stichter der zgn. Weensche theologische school en het Güntherianisme; * 17 November 1783 te Lindenau (Bohemen), ✝ 24 Februari 1863 te Weenen. Studeerde philosophie en rechten, later theologie op aanraden van den H. Clemens Ilofbauer, met wiens kring hij zich zeer verdienstelijk maakte voor de Kath. restauratie in Oostenrijk. In 1821 werd hij priester gewijd en leefde 1824-’63 in wetensch. arbeid te Weenen, waar hij tot 1848 censor was der phil. en jur. uitgaven. Onder invloed van von Schlegel en Descartes trachtte G. in de terminologie van liet Duitsche Idealisme, den inhoud der Kath. geloofsgeheimen wetenschappelijk te begrijpen, en gelooven in weten op te lossen. Evenals Hermes overschatte hij het verstand in zake het geloof en wilde in een vernuftig geconstnieerd systeem de dogma’s positief bewijzen. Zijn talrijke geschriften hadden in Oostenrijk en Duitschland vele talentvolle mannen tot aanhangers (Veith, Reinkens, Görres) en bestrijders (Clemens, Kleutgen S.J. e.a.). In 1857 plaatste Pius IX ze op den Index, met erkenning van de nobele persoonlijkheid en zuivere bedoeling van den schrijver. Overgehaald door zijn vrienden kard. Schwarzenberg en J. Veith onderwierp zich G., maar bleef verbitterd.

Lit.: overvloedige polemische lit. in : P. Knoodt, A. G. (2 dln. Weenen 1881); Ed. Winter, Die geistliche Entwicklung A. G.’s und seiner Schule (1931).

Beijersbergen van Henegouwen 3° Dorothee, danspaedagoge (systeem-Menzendieck) en choreographe; * 8 Oct. 1896. Schreef o.a. het dansspel Der Feuerfarbene. Zij richtte in 1926 de Münchener Kammertanzbühne op.

4° Johann Christian, Duitsch dichter uit den tijd der → Aufklärung, als lyricus de onmiddellijke voorlooper van Klopstock. * 8 April 1695 te Striegau, ✝ 5 Mei 1723 te Jena. Na volle overgave aan een zinnelijk temperament stierf G. als teringlijder in volslagen ontbering. Ongeregeld als zijn leven is ook zijn erotische lyriek: niet de uitgelaten Anacreontische toon werkt er echter het diepst, maar die gedichten, waar de onzeg lijke melancholie na den zinnenroes uit spreekt. Een G.-Gesellschaft bestaat sinds 1929.

Uitg. d. W. Krämer (1930).

Lit.: A. Iloffmann, G.-Bibliographie (1929); Heyer-Hoffmann, G.’s Leben (Leipzig 1909). Baur Günz-ijstijd → Diluvium.

< >