Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Guajacol

betekenis & definitie

Guajacol - (C6H4OCH3OH), monomaethylaether van pyrocathechine, kleurlooze of zwak-rose kristallen, met aromatischen reuk en zoetachtig-samentrekkenden smaak, smeltpunt 27,7° C, kookpunt 205° C. Guajacol vormt het hoofdbestanddeel van uit beukenteer gewonnen creosoot en is daaruit door distillatie te verkrijgen; technisch wordt het bereid door methyleeren van orthonitrophenol met kali en dimethylsulfaat, het gevormde product met natriumsulfide te reduceeren en te diazoteeren ten einde de NH2-groep door OH te vervangen.

G. wordt in de geneeskunde zoowel uitals inwendig gebruikt als temp. verlagend middel; het heeft, in tegenstelling met de meeste andere stoffen, ook voor uitw. gebruik een maximaal dosis. Om ongewenschte werkingen op de maag te voorkomen dikwijls vervangen door verbindingen, die pas in den darm gesplitst worden, zooals het carbonaat (duotal) en het kalium-sulfoguajacolaat (thiocol), een niet giftig, eenigszins bitter poeder.Lit.: Comm. Ned. Pharm. Ed. V (III). Hillen Guajakhars (Resina guajaci), door insnijding gewonnen hars van de Zygophyllacee: Guajacum officinale (→ Pokhoutboom). G. is bruin of groenachtig en heeft een karakteristieken geur.

Aan de lucht wordt het eerst groen, vervolgens blauw. G. wordt gebruikt in de artsenijbereidkunde. Tellegen Guajavabladen (Ind. djamboe kloetoek of djamboe bidji), bladen van Psidium Guajava, een tot 10 m hoogen boom, inheemsch in tropisch Amerika, elders tusschen de keerkringen als vruchtboom aangeplant. Groenachtig-grijs-bruine, enkelvoudige ovale bladen, opp. bedekt met fijne donkere klierstipjes, onderzijde behaard, ca. 14 cm lang, kort gesteeld. Bestandddeelen: vluchtige en vette olie, hars en looistof. G. worden in de geneesk. in den vorm van infuus, extract of wijn gebruikt bij maagen darmcatarrhen.

Lit.: Comm. Ned. Pharm. Ed. V. (II). Hillen Guajira Spaansche dans met geregelde afwisseling van ¾ en 6/8 maat, door accentverplaatsing; is ook op Cuba inheemsch, doch heeft daar een eigen karakter.

Roni Guala Zalige, Ital. Dominicaan, invloedrijk diplomaat; * ca. 1180 te Bergamo, ✝ 8 Sept. 1244 in het klooster Vallombrosa bij Bergamo. Leerling van den H. Dominicus; prior te Brescia; legaat van Gregorius IX; 1230 bisschop van Brescia en sinds 1243 tegelijkertijd podestè van Valcamonia. Vereering door Pius IX in 1868 goedgekeurd. Feestdag 3 Sept.

Lit.: Acta S.S. Sept. (I 1746). Feugen

< >