Grosswardein - (Duitsch; Roemeensch: Oradea Mare; Hongaarsch: Nagy Varad), stad in Roemenië (47° 5' N., 21° 66' O.) aan de Snelle Körös; 82 355 inw. (1930), waarvan de meerderheid Magyaren. G. ligt op den vruchtbaren heuvelzoom langs den W. voet van het Zevenburgsche bergland.
De omgeving levert wijn en ooft. Badplaats.
Belangrijk spoorwegmiddelpunt, drukke handelsstad; ook geestelijk middelpunt: vier bisschoppen, een Latijnsche, een Geünieerde, een Roemeensch-Orthodoxe en een Hervormde; priesterseminaria, meerdere middelbare scholen.Geschiedenis: gesticht ca. 1080 door Ladislaus den Heiligen, koning van Hongarije, van 1526 tot 1692 Turksch, in 1919 aan Roemenië. Boek Gros-ventres (= dikbuiken), naam, door de Fransche kolonisten gegeven aan 2 groepen → Indianen van N. Amerika, prairie-gebied, in het Z. van het huidige Alberta en Saskatchewan (Canada). Zij bestonden oorspr. uit 2 afgescheiden groepen, een van de Arapaho-Indianen (onder den naam van Atsina) en een van de Hidatsa-Indianen (onder den naam van Minatari). De naam wordt „verklaard” door de wijze, waarop de Atsina in de gebarentaal aangeduid worden: een gebaar met beide handen van het lichaam weg, op de hoogte van den onderbuik. Olbrechts Grosz
1° George, Duitsch teekenaar, graphicus en schilder; * 26 Juli 1893 te Berlijn. G. stelde zijn kunst in dienst van de critiek op maatsch. misstanden en zedelijk bederf. Hogarth, Goya en Daumier beschouwde hij als zijn voorgangers. Onderging invloed van de Futuristen en van Chogall. Het persoonlijkst in zijn felle, scherpe lijnteekeningen, die hij soms met kleur versterkt, in welke hij zich bitter en vaak schamper hoonend tegen heerschzucht, misbruik van macht, huichelachtigheid en zedelijke ontaarding richt. G. bezat een niets en niemand ontziende oprechtheid. Ca. 1925 heeft G. vsch. portretten geschilderd, soms (onopzettelijk ?) caricaturaal (bijv. van Max Hermann), soms met een voor dezen hekelaar verrassende teederheid (dat van zijn moeder).
Voorn. werken: Erste Grosz-Mappe (1916); Kleine Grosz-Happen (1917); verder de mappen Gott mit uns, Das Gesicht der herrschenden Klasse, Haifische, Die Raüber.
Lit.: W. Wolfradt, G. G. (1921); M. Ray, G. G. (1927); Tavolato, G. G. (1924); C.
Einstein, Die Kunst des 20. Jhdts. (1926); R. Landau, Der Unbestechliche Minos (1925).
2° Hans, Duitsch criminalist; * 26 September 1847 te Graz, ✝ 9 Dec. 1915 aldaar. Door zijn verhandelingen over de psychologie van het getuigenis heeft hij veel bijgedragen tot het ontstaan en de ontwikkeling van dezen tak van psychologie.
Werken: Handb. für Untersuchungsrichter als System der Kriminalistik (2 dln. 81914); Kriminalpsychologie (21905).
3° Wilhelm, Oostenr. componist; * 11 Aug. 1894 te Weenen, waar hij bij Schreker compositie en bij Adler muziekwetenschap studeerde en in 1920 promoveerde. G. is bekend geworden door zijn pianomuziek, waarin hij den jazz deels geparodieerd, deels gesublimeerd heeft.