Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Grondrente

betekenis & definitie

Grondrente - In engeren zin is g. (vroeger: uitgang, cijns, tijns, oud-eigen) een zakelijk recht van middeleeuwsch-Germaanschen oorsprong, bestaande in een last op den eigendom van onroerend goed, die den eigenaar verplicht tot periodieke uitkeeringen, hetzij in den vorm van een bepaalde geldsom, hetzij in den vorm van een bepaalde hoeveelheid voortbrengselen of vruchten. In ruimeren zin (uitkeeringen van geld of voortbrengselen van den grond) valt hieronder ook de tiendrente (evenredig deel der opbrengst).

De eigenlijke g. wordt op den grond gevestigd door den eigenaar zelf (ten behoeve van een crediteur) ofwel zij wordt door den eigenaar-verkooper bij de vervreemding voorbehouden ten eigen behoeve of ten behoeve van een derde.Nederland. In vroegeren tijd, toen het vragen van rente voor geleend geld was verboden, gaf de g. eenige zekerheid aan den geldschieter; zij kan nl. op den grond worden verhaald. Later is zij door het hypothecair crediet verdrongen. De regeling der g. in het Ned. B.W. (art. 784 vlg.) heeft dan ook practisch slechts weinig beteekenis; de meeste thans bestaande g. zijn vóór de invoering van het Ned. B.W. gevestigd en worden door de destijds geldende bepalingen beheerscht.

Art. 786 zegt, dat de schuldplichtigheid der g. uitsluitend rust op het goed zelf; de eigenaar is dus niet verder aansprakelijk. Bij vruchtgebruik komt de g. ten laste van den vruchtgebruiker (art. 843). Voor de vestiging van dit recht is een schriftelijk stuk noodig; de titel moet immers ten hypotheekkantore worden overgeschreven (art. 784 lid 2). De wijzen waarop g. tenietgaat vindt men in art. 801 B.W. G. kan worden afgekocht, zelfs tegen den wil van den rechthebbende. Wel kunnen partijen overeenkomen, dat dit de eerste dertig jaren na de vestiging niet zal geschieden (art. 798 B.W.). Partijen zijn verder vrij de voorwaarden van den afkoop te bepalen; doen zij dit niet, dan gelde de regeling van art. 799 B.W.

Het recht van g. is onroerend (564 B.W.) en vatbaar voor hypotheek. Bronsgeest. België. Onroerend volgens het oude recht, heeft de g. sedert het ontstaan van het B.W. een roerend karakter, bij toepassing der rechtsspreuk: Actio quae tendit ad quid mobile est mobilis (De actie, die een roerend voorwerp heeft, is roerend). Zooals alle renten is de g. sedert het B.W. altijd aflosbaar (B.W. art. 530 al. 1 en 1911 al. 1). Men kan nochtans bedingen, dat de aflossing slechts na verloop van 30 jaar zal mogen geschieden (art. 530 al. 2 en 3).

Lit.: Galopin en Wille, Les Biens, la Propriété et les Servitudes (Luik 1932, 51); Schicks en V. Isterbeek, Traité formulaire de la Pratique Notariale (II, 414, nota 3). Orban. In economischen zin is g. de pachtwaarde van den grond. Ricardo leerde, dat in een nog niet in cultuur gebrachte streek de eerste landbouwers het beste land in gebruik zullen nemen. Is dit eenmaal bezet, dan zullen de volgende kolonisten slechts land van mindere kwaliteit open vinden. Ze zullen dan hiermede genoegen moeten nemen of land van betere kwaliteit moeten pachten. De pachtwaarde van den beteren grond zal dus het verschil uitdrukken tusschen de opbrengst van dezen grond en die van den besten nog gratis verkrijgbaren grond. Dit verschil noemt men grondrente of differentieele rente.

< >