Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Grondboring

betekenis & definitie

Grondboring - de arbeid, verricht voor het onderzoeken van den bodem ten behoeve van uit te voeren werken (maken van fundeeringen, aanleg van dijken, bouw van sluizen enz.). Daartoe wordt met de handboor of met mechanisch gedreven boorwerktuigen een gat in den bodem gemaakt, waardoor men in staat is op vsch. diepten grondmonsters te nemen, om te bepalen tot hoever de grond moet uitgegraven worden (bij fundeeringen), om een laag aan te treffen waarop men het bouwwerk kan doen rusten, enz.

De meest gebruikelijke vormen van boren zijn: de schroefboor en de puls, alsmede de stampboor (voor het losstampen van harde gesteenten). Teneinde het instorten van het boorgat tegen te gaan, wordt dit „bekleed”, d.w.z. men brengt er een stalen verhuizing in aan, die door eigen gewicht of door verzwaring met gewichten in het boorgat zakt, naarmate dit door het boren verdiept wordt.

Moet de bodem tot eenigszins belangrijke diepte onderzocht worden, dan past men de gewone ➝diepboring toe, waarbij gebruik gemaakt wordt van een boortoren. In de meeste gevallen kan men echter volstaan met het gebruik van een driepoot, waaraan boorgereedschap en buizen worden op- en neerbewogen met behulp van een handlier.

Behalve voor het onderzoek van de bodemgesteldheid dient de g. tevens om de diepte van het grondwater alsmede van event. dieper gelegen waterlagen vast te stellen, bijv. tot het verkrijgen van drinkwater door oppomping. P. Bongaerts.

< >