Groenlo - vroeger ook Grol, gem. in Gelderland in het O. van de Graafschap aan de Slingerbeek. Opp. 934 ha; ca. 4.250 inw., waarvan ruim 83% Kath., 11% Ned.
Herv. en 3% Isr. Landbouw en veeteelt.
Industrie: textiel (linnen), schoenen en leer, steenen en bierbrouwerij. De Ned.
Herv. kerk (14-15e e., toren van later) heeft muurschilderingen. Aanleg herinnert aan de vroegere vesting, waarvan nog enkele wallen over zijn. Heijs. Geschiedenis.
G. wordt voor het eerst genoemd in een oorkonde van 1188. Behoorde als heerlijkheid aan Borculo en werd in 1236 door graaf Otto III van Gelre aangekocht van Hendrik van Borculo.
In 1277 schonk Reinald I stedelijke rechten en Reinald II liet de plaats ommuren. Ca. 1550 maakte Karel V er een sterke vesting van tegen Westfalen.
Na de pacificatie van Gent koos G. de Staatsolie zijde, maar werd in 1581 door graaf van Rennenberg weer onder gezag van Spanje gebracht.
In 1595 door Maurits belegerd, maar door Mondragon ontzet; twee jaren later door Maurits bemachtigd.
In 1606 door de Spanjaarden onder Spinola herwonnen. In 1627 had het vermaarde beleg door Frederik Hendrik plaats, dat door Vondel is bezongen en door Hugo de Groot beschreven.
Voor het laatst belegerd in 1672 door Bernard van Galen, bisschop van Münster. Na dien tijd geraakte de vesting in verval en werd in de 18e e. ontmanteld.Lit.: Gouda Quint, Bibliogr. voor Geld. (I, 138-139; II, 51). v.Hoeck.