Griffioen (mythologisch dier) - (ook grijpvogel; bij Vondel nog: vogelgrijp, grijphoen), mythologisch dier, dat, met enkele varianten, reeds in de Egyptische, Myceensche, Chaldeeuwsche en Voor-Aziatische kunst voorkomt, en waarbij een combinatie van de twee dierkoningen (gevleugelde leeuw, arendskop) tot stand kwam. De Archaïsche kunst van Griekenland kent den gevleugelden leeuw als siermotief; in de latere kunst heeft de leeuw ook een leeuwenkop.
Het mythologisch verhaal laat Apollo op een g. naar Gr. terugkeeren, na zijn tocht in het land der Hyperboreeërs, alwaar g.het goud bewaken tegen de Arimaspen. Als symbool van de wakende trouw bij den doode, staat de g. vaak afgebeeld op sarcophagen. Ook op het Rom. beeldhouwwerk van friezen en frontons komt de g. dikwijls voor.
Onder Antieken invloed heeft de Christelijke symboliek het motief van den g. overgenomen (als symbool Griffioen van zinnelijke lust en deemoed), o.m. het schema van de twee g., die van weerszijden naar een vaas komen toegesneld. Oostersche invloed bracht later, bij niet-Christelijke volken, de voorstelling van fantastische dieren, half g., half draak, op gebruiksvoorwerpen als gespen, bronzen platen, lampen enz. De g. is vooral ook een decoratief motief in Renaissance, Louis XVI- en Empirestijl.
Lit.: O. Doering, Christl. Symbole (1933); L. Bréhier, L’art chrét. (21928, passim); A. Michel, Hist. de l’art (2I, 891); A. Kuhn, Gesch. der Malerei (II, 1368); Maurits Sabbe, Dierkennis en Diersage bij Vondel (1927). E. de Waele/p. Gerlachus. Orde van den Griffioen, ➝ Greifenorde.