Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Greifswald

betekenis & definitie

Greifswald - stad in de prov. Pommeren, Pruisen (IX 576 E1), gelegen aan de Ryck, die ca. 4 km Noordwaarts bij de havenplaats Wieck in de Greifswalder-Bodden, een inham der Oostzee, mondt; knooppunt van spoorwegen; ruim 29 000 inw., meerendeels Prot.

De universiteit van G. dateert van 1456; er is aan verbonden een Nordisches Institut, een Institut für Finnlandkunde, een sterrenwacht, enz. Belangrijke universiteitsbibliotheek.

Metaalindustrie, reederij, visscherij (vischrookerijen), handel in vee, graan, hout. Scheepverbindingen met Stettin e.a.

G. is nog bekend als badplaats (modder- en zoutbad).In de binnenstad zijn bezienswaardig o.a. de Marienkirche (Got. hallenkerk, 13e-l5e eeuw), Nikolaikirche (I3e-14e eeuw; toren 98 m), Jakobikirche (13e-14e eeuw). Het stadhuis, oorspr. uit de 14e eeuw, vernieuwd 18e eeuw. In het universiteitsgebouw wordt het Croy-tapijt (1455) bewaard. G. is ca. 1240 gesticht, kreeg in 1250 stadsrechten; was vanaf den Dertigjarigen oorlog tot 1815 met korte onderbrekingen Zweedsch, daarna Pruisisch.

Lit.: Reiche, G. eine Stadtmonographie auf geogr. Grundlage (1925); Beykuffer, Führer durch G. (61926).

< >