Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Gravure

betekenis & definitie

Gravure - in e n g e r e n zin is de benaming van die der vele graphische technieken, waarbij afdrukken worden gemaakt van een metalen plaat, waarin de voorstelling lijn voor lijn uit de hand is gesneden met behulp van het graveerijzer of -v burijn.

In a 1 g e m e e n e n zin verstaat men onder g. een plaat, hetzij illustratie in een boek, hetzij wandversiering, waarvan de afdrukken op een of andere wijze vermenigvuldiging van devoorstelling mogelijk maken. Dit is dus een zeer vage term, waarvan men zich beter niet bedient, omdat ten aanzien van de wijze van vervaardiging niets gezegd of aangegeven wordt. Hier wordt alleen gehandeld over g. in engeren zin.

Techniek. De g. is meestal een prent, die op koper gemaakt is, vandaar de gebruikelijke term kopergravure. Staal kwam in de 19e e. eenigen tijd in de mode; vlg. een vinding van den Engelschman Charles Heath wordt het na het graveeren verhard en dan pas afgedrukt. Deze grondstof wordt nu niet meer gebruikt. Wel echter hout, dat omstreeks 1800 in zwang kwam door den Engelschman Thomas Bewick; men spreekt dan van houtgravure (> Houtsnede). Hiervoor wordt kopshout genomen. Ook in steen (briefhoofden, naamkaartjes, muziekdruk) graveert men (> steendruk).

Daar bij het graveeren steeds de punt van het graveerijzer in de grondstof wordt gedreven, is het niet wel mogelijk spontaan te graveeren, maar vereischt deze wijze van prenten-maken voor alles overleg. In tegenstelling tot de verwante techniek der > etskunst, die juist improviseerend teekenen mogelijk maakt en in staat stelt tot het onmiddellijk uiten van een inspiratie, daar de kunstenaar het geheel kan overzien en ter hand nemen, dwingt de g. tot het deel voor deel afwerken van de voorstelling. Hierdoor is een voorafgaande teekening op papier, welke als leidraad dient, vrijwel onmisbaar en het gevaar is groot, dat hiermede de prent tot een copie van de reeds gemaakte teekening wordt. De gravure is met de ets een diepdruktechniek; hoe dieper de lijnen gesneden worden, hoe meer drukinkt zij zullen bevatten bij het afdrukken en hoe krachtiger zij op het papier komen te staan (bij de houtgravure geldt dit natuurlijk niet, daar hier niet het ingesnedene wordt afgedrukt, maar het oppervlak).

De g. wordt gewoonlijk, maar geheel ten onrechte, aangezien als de oudste of meest essentieele diepdruktechniek. De oudste gedateerde gravures, die bekend zijn, vormt een serie passieprenten van 1446, die in het Berlijnsche prentenkabinet bewaard worden; de vroegste ets, die van een jaartal is voorzien, geeft in 1513 een even hoog peil van prentkunst te zien als de genoemde passieprenten een laag niveau toonen. Deze ets door Urs Graf, waaraan ongetwijfeld minder fraai, ongedateerd werk is voorafgegaan, is in bezit van het museum te Bazel. Beide manieren van metaalbewerking waren trouwens niets nieuws, men kende ze al zeer lang, vooral in Azië, Klein-Azië, enz., waar allerhande voorwerpen, doozen, vazen, wapens, enz., volgens beide procédé’s werden versierd. Nieuw was tusschen 1400 en 1500 in Europa de techniek evenmin, doch alleen het afdrukken op papier van aldus bewerkt metaal. In die jaren werd op allerlei wijzen naar het afdrukken van platen en letterschrift (Coster enGutenberg) gezocht.Het is daarom zeer wel mogelijk, dat de oudere prenten, die zich in Herlijn bevinden, onbekend waren aan de Ital. kunstenaars dier dagen.

Volgens den schrijver Vasari komt de eer der uitvinding daarvan toe aan een goudsmid te Florence, Maso Finiguerra geheeten. Goudsmeden nl. brachten, als van oudsher ook de wapensmeden, gesneden figuren in metaal aan en vulden die met een zwarte stof, opdat de ornamenten beter zichtbaar zouden zijn. Naar het Lat. nigellum (= zwart) noemde men die versieringswijze niëlleeren, de platen niëllo’s. De stap naar het afdrukken van die zwarte stof op papier lag dus voor de hand en zal door meer dan één persoon al zijn toegepast om de vordering van het werk te overzien, alvorens complete prenten werden vervaardigd. De graveur volgt heden ten dage nog die manier: tijdens het snijden wrijft hij de plaat met zwarte olieverf of drukinkt in, zoodat hij precies het resultaat van zijn arbeid kan zien en beoordeelen. Hij kan dit doen, omdat hij werkt op een ongeverniste, blanke metalen plaat, en dit vergemakkelijkt hem dus het beoordeelen van zijn lijnen en licht-en-donker.

De etser (-> Etskunst) is hierbij geheel op zijn intuïtie en kunstgevoel aangewezen, omdat hij zijn plaat niet weder zou kunnen etsen, als hij die met zwart inwreef: bij het verwijderen zou zijn etsvemis mede verwijderd worden en was verder etsen een onmogelijkheid. Geschiedenis. Albrecht Dürer (* 1471, f 1528) is wel de beroemdste graveur. Het bekendst zijn diens portretten, zooals van Erasinus, Albertus van Brandenburg, en symbolische voorstellingen, als de „Melancholie”, „Ridder, Dood en Duivel”. Zijn Ned. tijdgenoot op dit gebied der beeldende kunst is Lucas van Leiden (* 1494, f 1533), maar ook Frankrijk en Italië hebben tal van groote meesters op dit terrein, Frankrijk vooral in de 17e en 18e e. (Mellan, Nanteuil eoz.), Italië o.a. Mantegna, de beide Campagnola’s, en Raimondi, welke laatste vooral Michelangelo’s en Raffael’s schilderwerken in g. af beeldde. De Haarlemmer Goltzius is in de 17e e. een der weinigen, die de g. beoefent; in de 19e e. herleefde deze kunst in Ned. vooral door prof.

P. Dupont en zijn opvolger aan de Rijks Academie voor Beeldende Kunsten prof. J. J. Aarts. Ook in het buitenland wordt de g. weer vrij veel gemaakt, o.a. voor boekillustratie (vnl.

Engeland en Frankrijk). In de 17e e. was de g. in W. Europa de meest gebruikelijke manier om boeken te verluchten; echter zijn deze prenten meer om de handvaardigheid dan om hun kunstwaarde te bewonderen; voor stadsgezichten bij plaatsbeschrijvingen (Wagenaar enz.) leent zich de ietwat stroeve, documentaire beelding voor een precieze afbeelding wel; deze prenten vinden thans om hun zakelijk karakter weer meer waardeering dan voor eenige tientallen jaren. Poortenaar. Lit.: Poortenaar, Van Prenten en Platen; id., Etskunst; id., Boekkunst en Grafiek; A. M. Hind, Hist, of Engraving: H. W. Singer, Der Kupferstich.

In België zijn in de 19e en 20e eeuw vooral bekend als graveur: Joris Minne, Leys, Ensor, Donnay, De Bmycker.

< >