Graaf - 1° Jacobus Joannes, Ned. kerkhistoricus; * 1839 te Delft, ✝ 1924 te Overveen. In 1862 priester gewijd en weldra benoemd tot secretaris van den bisschop.
Met mgr. Vregt legde G. den grondslagvan het tschr. de Bijdr. voor de Gesch. van het Bisdom Haarlem. Bovendien bracht hij orde in het archief van het bisdom en stichtte hij het biss. museum te Haarlem. G. publiceerde ook veel in De Katholiek en Het Gildeboek. 1881-1912 pastoor en deken van Ouderkerk a. d. Amstel. de Haas Lit. : J. C. v. d.
Loos, in : Hist. Tschr. (III 1924).
2° Reynier de, Ned. geneeskundige; * 1641 te Schoonhoven, ✝ 1673 te Delft. Studeerde onder Diemerbroeck en Sylvius; schreef 1664 zijn beroemde dissertatie over het sap van het pancreas; studeerde verder in Frankrijk, vestigde zich in 1606 te Delft. Hij is vooral beroemd door zijn nauwkeurige beschrijving der geslachtsorganen; de → Graafsche follikel is naar hem genoemd. Schlichting
Graaff
1° Chris de, Ned. letterkundige; * 1890 te Den Bosch; achtereenvolgens redacteur van De Telegraaf en van het Alg. Handelsblad, waar hij de Duitsche letterkunde van den dag met groot talent beoordeelt. Bekeerd tot het Katholicisme in 1931, was hij enkele jaren redacteur van de Gemeenschap; zijn tooneelcritieken in De Nieuwe Eeuw munten uit door helderheid, beginselvastheid en lenigheid van geest. Als lyrisch dichter erkent hij J. H. Leopold als zijn meester; hij dicht echter in
een eigen, zwaarmoedigen, zuiveren toon.
Werken: De Alleenspraak (1931). Asselbergs 2° Simon de, Nederlandsch oud-minister van Koloniën, * 24 Aug. 1861. Was in vsch. bestuursfuncties, o.a. als regeeringscommissaris voor bestuursorganisatie, in Ned.
Indië werkzaam. Van 1919-’25 en 1929-’33 min. van Koloniën in de drie kabinetten Ruys de Beerenbrouck.