Gorkij - Maxim, pseudoniem, beteekenend „bitter”, van Alexei Maximowitsj Pjesjkow, Russ. sclirijver; * 1869 te Niznjij-Nowgorod, welke stad thans Gorkij heet; was wees sedert zijn 7e levensjaar. G. diende tot zijn 18e jaar als koksjongen op de Wolgabooten en was later bakker te Kazan.
Hij veranderde dikwijls van ambacht en reisde te voet geheel Zuid-Rusland door, was spoorwegwachter,klerken werkman en leerde de verstootenen uit de maatschappij kennen. Tot de literatuur kwam hij door den kok op een boot, waar G. diende.
G.’s eerste verhaal, Makar Tsjoedra, verscheen in het tschr. Kaukasus in 1892.
Korolenko ontdekte G. ’s talent en wierf hem als medewerker van het tschr. Russische Rijkdom.
In 1900 verscheen Op den Bodem (drama; in vert.: Nachtasyl), dat groot succes had in Europa, daarna De Kinderen der Zon, en De Barbaren. In 1900 werd G. medewerker van het Marxistisch tijdschrift Leven, wat hem van de Russ.
Academie van Wetenschappen afsloot, die hem verkozen had. Sedert 1906 leefde G., lijdend aan longtuberculose, te Capri, in voortdurend contact met de Russ. revolutionnairen.
Na de revolutie kwam hij in Rusland terug en wordt daar thans beschouwd als de officieuze censor der nieuwe literatuur; zijn 40-jarig auteurs-jubileum werd in 1932 luisterrijk in gansch Rusland gevierd.
Ontegenzeggelijk is zijn talent groot; zijn opvattingen zijn materialistisch, communistisch en anti-religieus.
Sedert Maart 1935 is G. lid van het presidium der Godloozenbeweging. Zijn werken zijn in bijkans alle talen vertaald.L i t.: Mirskij, Contemp. Russ. Lit.; Vicomte M. de Vogué, Maxime Gorkij, L’Oeuvre et l’Homme (Parijs 1905); Séménof, L’annonciateur de la Tempête (Parijs 1905); Grusdew, Das Leben G.’s (Berlijn 1928). v. Son.