Gorinchem - of G o r c u m, stad en gem. in de prov. Z.
Holland, gelegen aan de Boven-Merwede, de Linge en het Zederikkanaal; ruim 14 000 inw., waarvan 2 100 Kath. Het is een verkeerscentrum (spoorweg naar Rotterdam en Geldermalsen.
Verkeersweg Amsterdam—Antwerpen. De stad telt vele industriebedrijven: siroop, zuivel- en melkprod., machines, scheepsbouw, kalkzandsteen, staaldraad en kabels, stalen ramen (De Vries Robbé), beton.
Vee- en paardenmarkt. Onderwijsinrichtingen: H.B.S., Rijks- en Christ.
Kweekschool, gymnasium en ambachtsschool. Bezienswaardigheden: St.
Janstoren (60 m hoog) naast de Groote kerk (met graftombe der heeren van Arkel), Dalempoort, Hugo de Grootpoortje (waardoor Hugo de Groot ontsnapte), Gasthuispoortje (uit 1391), museum, genaamd „Dit is in Betlehem”. Inventaris Burgerweeshuis, waarbij boekenkist van Hugo de Groot. Blaauw. Geschiedenis. G. werd in het zgn. allodium der Arkels als een tegen Holland gerichte sterkte aan de Merwede gesticht door Jan X van Arkel (♱ 1234) en voltooid door Jan XI (♱ 1272); de aan Sint Maarten gewijde kerk werd 1263 geconsacreerd. In de vele
Arkelsch-Holl., Utr.-Holl. en Geld.-Holl. oorlogen heeft G. als grensvesting een belangrijke rol gespeeld en veel geleden. Het was ook in de 17e en 18e e. een belangrijke schakel in het Holl. verdedigingsstelsel; aan de in stand gebleven wallen is dit nog te zien. Juli 1572 namen de Watergeuzen G. in, bij welke gelegenheid de kerk aan den Kath. eeredienst onttrokken werd, pastoor Leonard van Vechel, de gardiaan der Minderbroeders Nicolaas Pieck en andere geestelijken gevangen genomen werden, om 8-9 Juli te Den Briel vermoord te worden (Gorcumsche martelaren; zie onder). De bevolking is grootendeels tot de Hervorming overgegaan. Tot ca. 1601 is het Katholicisme te G. niet uitgeoefend; ca. 1601 tot ca. ’28 vertoefden er vrij geregeld een wereldheer en een Capucijn; 1628 ontstond een vaste Franciscaner-statie, in 1633 een statie van de seculieren, in 1639 een van de Jezuïeten. In de troebelen van de Utr. scheuring (begin 18e e.) werden de Jezuïeten verdreven en vielen de seculieren af; hun statie gaf als OudKath. gemeente in 1798 den geest.
De Franciscanen behielden alleen de zielzorg tot heden (aartsbisdom, dek. Culemborg).
L i t.: H. A. v. Goch, Van Arkels oude veste (1898); W. Emck, Kroniek v. G.(1929);
G. C. Labouchère, in: Oudheidk. Jaarb. (XI 1931, 1 vlg.); J. Huijsmans, in : Arch. aartsb. Utr. (XLIII, 193 vlg.).
Rogier. Vrede van Gorinchem
3 Oct. 1528 gesloten tusschen Karel V en Karel van Egmond, hertog van Gelre, waarbij deze zijn bondgenootschap met Frankrijk opgaf, zich tegen een jaargeld van 16 000 gld. aan den keizer onderwierp, Gelre en Zutphen van dezen in leen en Drente met Koevorden en Groningen met de Ommelanden in erfbeheer aanvaardde, onder erkenning, dat alles aan Karel V vervallen zou, wanneer Karel van Egmond zonder wettige kinderen zou overlijden, wat te verwachten was.
L i t.: Gosses en Japikse, Handb. tot de staatk. gesch. v. Ned. (21927, 302 ; lit.-opg.: ibid., 307). Rogier. Martelaren van Gorcum Ned. heiligen. In het treurige jaar 1572, waarin ook de martelaren van ➝ Alkmaar en vele anderen hun Kath. geloof door den dood bezegelden, werden in Gorcum drie wereld-geestelijken, één regulier-kanunnik van S. Augustinus en elf Minderbroeders gevangen genomen en schandelijk mishandeld door de Watergeuzen, ofschoon deze bij de inname der stad vrijheid van godsdienst hadden gewaarborgd. Nadat negen dagen en nachten van pijn en hoon waren voorbijgegaan, werden de slachtoffers, bij wie intusschen nog een Dominicaan was gevoegd, ’s nachts (5-6 Juli) in een schuit naar Den Briel vervoerd, waar zij op bevel van Lumey in een vuil kerkerhol werden opgesloten. Zij vonden er nog twee lotgenooten (waarvan helaas later een afviel) en weldra werden nog twee Norbertijnen aan het getal toegevoegd.
Niettegenstaande een bevel van Willem van Oranje om priesters en monniken ongemoeid te laten (zie hiervoor Hist. Tijdschr., XII 1933, 26), werden zij onder tergende mishandeling opgehangen. Zij stierven den marteldood 9 Juli 1572 en werden in 1867 plechtig heiligverklaard, nl. de Minderbroeders ➝ Nicolaas Pieck, Hiëronymus van Weert, Theodorus v. d. Eem, Nicasius van Heeze, Wilhadus van Denemarken, Godefridus van Melveren, Antonius van Weert, Antonius van Hoornaer, Franciscus de Roye, Petrus v. d. Slaghmolen, Cornelius van Wijk-bij-Duurstede; de wereldgeestelijken ➝ Leonardus van Vechel, ➝ Nicolaas Poppel, Godfried v. Duynen, Andreas Wouters; de Norbertijnen Jacobus La Coupe en Adrianus Janszen; de Augustijn Jan van Oisterwijk en de Dominicaan Joannes van Hornaer. Zij zijn gestorven voor de erkenning van den paus als opperhoofd der Kerk en van de werkelijke tegenwoordigheid van Christus in het H.Sacrament des Altaars. Feestdag 9 Juli.
L i t.: H. Hesse, De ([oudere historiogr. der H.H. Mart. v. G., in: Collect. Francisc. Neerl. (II 1931, 447 vlg); G.
Estius, Historiac Martyr. Gorcom. (Douai 1803) ;
Meuffels, Les martyrs de G. (Parijs 31922); J. Meerbergen, De H. Mart. v. G. (Tongerlo 1928). [i]v. d. Borne.[/i] Voorst, in de kunst. Nauwelijks een jaar na hun marteling schilderde de Gorcumsche schilder J.
Tibout de portretten van 15 der 19 bloedgetuigen. Deze portretten, door Estius in zijn Historia Martyrum opgenomen, werden in 1623 afzonderlijk uitgegeven. Do martelaren worden door hun namen aangeduid, terwijl de H. Hiëronymus van Weert bovendien het wapen van de Custodie van het H. Land bij zich heeft. Gewoonlijk worden zij te zamen afgebeeld, terwijl ze in processie rond de galg geleid worden of terwijl het laatste vonnis aan hen voltrokken wordt in de schuur van Den Briel. Op een muurschildering in de Weerter kloosterkerk zijn zij gegroepeerd rond het Lam Gods, dat in de lucht verschijnt; zij hebben hun martelkroon en een palmtak in de hand, terwijl op den voorgrond twee Minderbroeders zijn afgebeeld, die, in plaats van een martelkroon, een tiaar en een paar sleutels dragen.
Soms worden zij, met de symbolen van H. Eucharistie en van de sleutelmacht bij zich, afgebeeld met een koord om hun hals.
L i t.: Reusens, Iconogr. des Bienheurcux Martyrs de Gorcum (Leuven 1867); St. Franciscus (jg. 32, 1917); Donatus v. Adrichem in Neerlandia Seraphica (jg. 6 1932).
Heijer.