Golftheorie - (taalkunde), uitgevonden door H. Schuchardt, 1868, doch daar zij het eerst door Joh.
Schmidt in 1872 in druk werd medegedeeld, verkeerdelijk op naam van Schmidt gezet. Theorie, welke de verwantschappen der Indo-Germ. talen verklaart uit een groote Indo-Germ. dialectisch gedifferentieerde eenheid, waarvan de neologismen, die op vsch. punten ontstonden, zich in steeds verder gaande kringvormige golven bewogen, zoodat talen, die geographisch bijeen liggen, meer verwantschap vertoonen dan talen, die van elkaar verwijderd liggen.
Nadat overgangsdialecten afstierven, krijgt men dan de latere zelfstandige talen. Zie ook Stamboomtheorie van ➝ Schleicher.Lit.: A. Meillet, Les dialectes indo-européens (Parijs 1922 ; voorstander); J. Schrijnen, Handleiding (21924) ; J. van Ginneken, De vernieuwende invloed der talen op elkander (Onze Taaltuin, II, afl. 7). Weijnen.