Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Goldschmidt

betekenis & definitie

Goldschmidt - 1° Aaron Meir, Deensch tooneel- en romanschrijver van realistisch-liberale richting, * 1819 te Vordingborg, ✝ 1887 te Kopenhagen. Als geboren Jood onderging G. den invloed van Heine en Börne en werd de eerste radicale journalist van Denemarken (Corsaren 1840; Nord og Syd 1847); later deed hij een zwenking naar het conservatisme toe.

Zijn romans ijveren voor het Jodendom.Voorn, werken: En Jöde (1845); Hjemlös (1857); Ravnen (1867); Maser (1873).

Lit.: G. Brandes (1900).

Baur.

2° Richard, Duitsch bioloog; * 1878 te Frankfort a. M.; prof. te München in 1909 en sinds 1921 tweede directeur van het Kaiser-Wilhelm-Institut für Biologie te Berlijn-Dahlem. Na eenigen tijd werkzaam geweest te zijn als cytoloog, ging hij zich in 1910 toeleggen op de studie van de erfelijkheid bij vlinders en kwam, bij het onderzoek naar den aard der geslachtsbepaling (➝ Intersexen), tot de conclusie, dat de erffactoren als enzymen te beschouwen zijn. Deze opvatting van de natuur der factoren verdedigt G. in zijn bekend handboek Einführung in die Vererbungswiss. (51928) en in zijn Physiologische Theorie der Vererbung (1927). Voor de studie van de geogr. variatie reisde G. vsch. malen naar Oost-Azië en Japan en was 1924-’26 prof. te Tokio.

Dumon.

3° Rudolf, Duitsch ingenieur; * 1876 te Neubukow (Mecklenburg); bekend door de door hem ontworpen hoogfrequentmachine. ➝ Machinezenders.

Lit.: H. Günther, Pioniere der Radiotechnik (1926).

4° Victor, Duitsch mineraloog, vader van 5°; 1853 Mainz, ✝ 1933 te Heidelberg. Studeerde te Berlijn, Freiberg en München, promoveerde in 1880 bij Rosenbusch in Heidelberg. Daarna zette hij zijn studiën voort te Weenen. In 1888 werd hij privaatdocent te Heidelberg, in 1893 buitengewoon hoogleeraar. Zijn tweecirkel- of theodolietgoniometer werd spoedig op alle mineralogische laboratoria in gebruik genomen.

Werken: Kristallogr. Winkeltabellen (1897; waarin hij de resultaten van zijn eigen metingen vastlegde); Atlas der Kristalformen (zijn hoofdwerk; 9 dln. tekst en 9 atlasbanden met 30000 afb. v. kristallen; 1903-’23). Als grootere van zijn 188 geschriften verschenen nog: Kursus der Kristallometrie; Kristallogr. Systematik.

5° Victor Moritz, petroloog, zoon van 4°; 1888 te Zürich. Was tot 1929 prof. in de geologie te Oslo, waar zijn studies omtrent de metamorphose van het Skandinavische Archeïcum hem groote bekendheid verschaften. Hij stelde de hypothese op, dat de opbouw der aarde verklaard kan worden uit de vergelijking met een afkoelende hoogovensmelt, en werd de stichter der moderne geochemie. In 1929 werd hij hoogleeraar te Göttingen, waar een naar zijn wenschen ingericht instituut gebouwd werd.

v. Tuijn.

< >