Godsvrede - Om de rampen van den privaten oorlog tusschen de adellijke landsheeren van de 10e en 11e eeuw te lenigen, is door samenwerking van geestelijke en wereldlijke locale overheden de g. ingevoerd. Geheel verbieden kon men den privaatoorlog niet, daar in dien tijd van groote rechtsonzekerheid (ten gevolge van de machteloosheid van het openbaar gezag) eigenrichting dikwijls het eenige middel was om zijn recht te handhaven.
Maar er werd onder geheel nieuwe, vooral geestelijke, sancties (o.a. het interdict) bepaald, dat in het algemeen niet-combattanten aan elk oorlogsgeweld onttrokken moesten blijven (de Pax; eerste afkondiging op het concilie van Charroux 989), en dat ook gedurende bepaalde dagen van de week (Woensdag tot Maandag) en van het jaar (Vasten, Advent e.a.), ter eere van Christus’ Heilig Lijden elke eigenrichting achterwege moest blijven (Treuga Dei; eerste afkondiging door de bisschoppen van Soissons en Beauvais in 1023). De beide instellingen worden gewoonlijk in het eene woord godsvrede samengevat.
Zij zijn voornamelijk te danken aan het ijveren der Fransche biss., hebben onnoemelijk veel leed voorkomen en zijn het begin geweest van het herstel der openbare rechtsorde. Van Frankrijk uit heeft de g. zich over geheel W.
Europa uitgebreid.In den modernen tijd spreekt men in toegepasten zin ook wel van g., wanneer de politieke partijen van een land overeenkomen allen partijstrijd te staken, ter wille van den uitersten nood, waarin het vaderland verkeert. Zoo bijv. tijdens den Wereldoorlog in Ned. en elders. Gorris. Lit.: Kluckhohn, Gesch. des G. (1857); Huberti, Stud. z. Rechtsgesch. der Gottesu. Landfr. (1892); Küster, De Treuga Dei (1902); Gorris, Denkbeelden over oorlog en bemoeiingen voor vrede in de 11e e. (1912).