Glarus - 1° kanton, in O. Zwitserland; opp. 685 km2, ruim 35000 inw. (ca. ¾ Prot., ¼ Kath.).
Gebergteland tusschen Tödi en Wallenmeer, doorstroomd door de Linth. 72,3% van den bodem is in cultuur gebracht; de veeteelt is veel belangrijker dan de landbouw. Steengroeven bij Engi leveren leien; de groeve bij Elm is na de instorting van 1881 in 1892 weer in exploitatie genomen.
Belangrijke textielindustrie (spinnerijen, weverijen, katoendrukkerijen).G. behoorde in de M.E. tot het klooster Sackingen. Sinds 1395 tot de Eedgenootschap. De Kath. hooren onder het bisdom Chur. De wetgeving (1887, laatste herziening 1920) is geheel democratisch. Gewichtige besluiten neemt de „Landsgemeinde”, d.i. het vergaderde, stemgerechtigde volk. Voor het overige berust de wetgevende macht bij de „Landrat” (1 lid op 500 inw.), de uitvoerende bij de „Regierungsrat”, beide door de „Landsgemeinde” voor 3 jaar gekozen. Haar beide voorzitters (Landammann en Landesstatthalter) worden eveneens voor 3 jaar gekozen.
2° Hoofdstad van het gelijknamige Zwits. kanton, in het breede Linthdal, aan den voet van den Vorderglärmisch, 481 m boven zee; ca. 5000 inw. (30% Kath.). Na een brand, in 1866, regelmatig opgebouwd. In het raadhuis een reliëf van het kanton G.; in het gerechtsgebouw schilderijenverzameling.