Ital. dichter. * 23 Mei 1729 te Bosisio (Brianza), ♱ 15 Aug. 1799 te Milaan. Zoon van een eenvoudig zijdekoopman, opgevoed bij de paters Barnabieten. In 1752 publiceerde hij de eerste gedichten: Alcune poesie di Ripano Eupilino, in arcadischen stijl,doch reeds kiemen vertoonend van latere kracht. Hij werd priester, meer om financieele redenen dan uit roeping.
Gunsteling der Serbelloni’s; deze omgang werkte beschavend. Herhaaldelijk is hij in politieken strijd gewikkeld geweest, zooals uit vele heftige gedichten (La tempesta, 1786) blijkt. Enkele zijner drama’s werden getoonzet. P.’s meesterwerk is II Giomo, dat 4 deelen moest bevatten: Il mattino, II mezzogiomo en de onvoltooid gebleven II vespro en La notte.
Satyrisch gedicht op de pedanterie van den I8e-eeuwschen adel; zelf een zoon van het volk zijnde, neemt P. arbeiders en kleine burgers in bescherming, hekelt de dwaze nabootsing der Fransche mode en letterkunde en verdedigt gezinsleven, volksgebruiken en Ital. taal. Ook in zijn Odi handhaaft hij een gezonde moraal, liefde voor natuur, als schepping Gods, en voor landelijk leven. De Odi zijn lyrisch en niet satyrisch.Lit.: G. Rustico, Bibliografia Pariniana (1929) ; D. Petrini, La poesia e l'Arte di G. P. (1930) ; P. Arcari, P. (1929). Ellen Russe.