Invloedrijk Geref. theoloog. * 3 Maart 1589 te Heusden, † 1 Nov. 1676 te Utrecht. Leerling van Gomarus, Arminius en Trelcatius Jr., werd in 1634 professor in de theologie en de Oostersche talen aan de Illustre School te Utrecht. Hij was de verklaarde vijand der Remonstranten. In 1635 schreef V. zijn „Desparata causa Papatus”, waarin hij uitvoerig Jansenius, prof. te Leuven, met wien hij reeds in 1630 in een vinnigen pennestrijd was gewikkeld geweest, bestreed.
Ook bestreed hij de wijsbegeerte van → Descartes, en de stellingen van → Coccejus. Hoe langer hoe meer vertoonen de aanhangers van V. zich als de mannen van de „puriteinsche preciesheyt”. V. was geestverwant van de Schotsche en Engelsche Puriteinen. Hij behandelde alle mogelijke zaken: dansen, weelde, spel, banken van leening enz.
Men noemde hem spoedig Papa Ultrajectinus en sprak over de potestas ecclesiastica Voetiana; hij werd verdacht én kerk én staat te willen besturen. V. was de vriend o.a. van Van → Lodenstein en Anna Maria van → Schurman, aan welke vriendschap Jean de → Labadie een einde maakte.Lammertse.
Werken: De pietate cum scientia conjungenda (1634); Catechisatie over de Catechismus der Remonstranten (1641); Confraternitas Mariana (1643); Exercitia et bibliotheca studiosi theologiae (1644); Disputationes theologiae selectae (5 dln.); Politica Ecclesiastica (4 dln. 1663-’76).
Lit.: A. C. Duker, Schoolgezag en eigen onderzoek: Hist. krit. studie van den strijd tusschen V. en Descartes (1861); id., Gisb. V. (3 dln., 1897-1914); L. Knappert (in: Hand. v. d. Mij. d.
Ned. Letterk., 1919, 20); H. A. v. Andel, De zendingsleer van G. V. (1912).