Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Giraffe

betekenis & definitie

Giraffe - (Giraffa camelopardalis L.) behoort tot de fam. der giraffen (Giraffidae, oudere naam: Devexa). Leeft vnl. in open streken, in den drogen tijd in de bergwouden.

Zij is of was verbreid over Afrika, Zuidelijk der Sahara tot de Kaap. Zij leeft in kleine troepen, die uit een volwassen mannetje, meerdere wijfjes en jongere mannetjes bestaan.

Het voedsel bestaat in hoofdzaak uit de bladeren en takken van Acacia-boomen en andere loofboomen; gras eet de g. in vrijen toestand niet. De behoefte aan water schijnt gering te zijn.

De korte, kleine romp met een sterk verhoogde schoft rust op lange pooten. De hals is in overeenstemming met de pooten lang, zoodat zij door wijdbeens met de voorpooten te gaan staan, met de lippen den bodem kan bereiken.

Met haar zeer lange, buigzame tong kan zij de bladeren en takken als met een vinger omvatten, naar zich toetrekken en dan met de onderste snijtanden afsnijden. De lange kop draagt zeer groote, levendig glanzende, zachte oogen, groote, sierlijke ooren en twee horens, die door de huid bedekt zijn; daarnaast kunnen nog meer horens (tot 5 toe) en uitwassen voorkomen, die door de huid bedekt zijn.

De huid is zeer dik en, met uitzondering van den halskam en staartkwast, overal gelijkmatig behaard. Naar het aantal horens en het patroon der teekening heeft men vsch. vormen onderscheiden.

Alle hebben dit gemeen, dat zij op lichten ondergrond donker gevlekt lijken. Daarbij zijn zij naar ouderdom en geslacht zeer verschillend gekleurd; oude mannetjes zijn het donkerst.

Om zich te verdedigen gebruikt zij minder haar horens dan wel haar sterk gespierde pooten, waarmee zij zelfs een leeuw kan dooden.

< >