Gipsgieten - De gipspap, voor het gieten gebruikt, wordt bereid door in water zooveel gipspoeder uit te strooien, dat er een bergje boven het water uitsteekt. Na omroeren is deze gipspap binnen een klein half uur stijf en na een uur hard.
Het gieten moet dus vrij snel gebeuren.Wil men een afgietsel maken van een of ander voorwerp, dan heeft men eerst een negatiefvorm, matrijs of contra-model, noodig. Deze maakt men eveneens van gips. Naargelang het voorwerp is van hout of steen, van gips of van metaal, besmeert men dit vooraf met was, opgeloste schellak of olie. Daardoor hecht de gips niet aan het voorwerp. Bij halfronde voorwerpen en reliëfs is het maken van het negatief eenvoudig. Men giet nl. de gipspap over het voorwerp heen, en neemt den negatieven vorm, die daardoor ontstaat eraf, zoodra de gips verhard is. Giet men in dezen negatiefvorm, na ze vooraf met opgeloste zeep en daarna met olie te hebben ingesmeerd, wederom gipspap, dan verkrijgt men ten slotte een zuiver beeld van het model, een zgn. gipsafgietsel.
Bij vrijstaande voorwerpen (in de beeldhouwkunst ronde bosse genaamd) is het afgieten meer ingewikkeld. Men moet dan een negatiefvorm maken, die uit meerdere stukken bestaat. Dit afgieten komt voor zoowel in de gipsen-beelden-industrie als ook in de beeldhouwerswerkplaats. De beeldhouwer maakt van elk klei- of wasmodel, dat hij in een duurzamer materiaal wil overbrengen, een gipsafgietsel. Eerst wordt bepaald in hoeveel stukken de negatiefvorm moet worden gegoten, wil hij van het model kunnen worden afgenomen. Dan steekt men volgens de aangenomen grenslijnen strookjes dun bladkoper, ca. 8 cm lang en ca. 3 cm breed, naast elkander in de klei, zoodat ze aaneensluitende, opstaande randen vormen, welke de op te brengen gips gescheiden houden.
Deze gips wordt als gipspap met een kwast of met de handen gelijkmatig over het beeld verdeeld. Eerst een gekleurde laag van ong. 1 cm. Over deze laag legt men, om het negatief te versterken, enkele ijzeren staven, ca. 1 cm vierkant, en meebuigend met den vorm van het model. Daarna brengt men de tweede laag aan, ong. 2 cm dik. Het ijzer is dan in den vorm opgenomen. Als de vorm voldoende verhard is, neemt men hem langs de koperblaadjes uiteen, verwijdert de klei of was en reinigt den vorm met water.
Vervolgens besmeert men hem eerst met een oplossing van groene zeep en daarna met patentolie of slaolie. Zeep en olie vervangt men ook wel door potasch of sodawater. Beide methoden dienen om aanhechting te voorkomen van de nieuw in te gieten gips. De onderdeelen worden dan op elkaar gebonden of geplakt, en met gipspap volgegoten. Na verharding neemt men den vorm uiteen, en houdt een afgietsel van het origineele beeld over. Beeldhouwers hakken den negatiefvorm altijd stuk, omdat ze maar één afgietsel noodig hebben.