Gilliéron (Jules Louis) - Zwits. philoloog; * 1854 te Neuveville (Zwits.), ♱ 1926 te Cergnaux-surGléresse (Zwits.); leerling van Cornu, prof. in de philologie te Bazel, en van Gaston Paris aan de Ecole des Hautes Etudes te Parijs (1876-’77); G. volgde zelf A. Darmesteter op als hoogleeraar aan deze school, waar hij van 1883 tot aan zijn dood de Romaansche dialectkunde doceerde.
In samenwerking met E. Edmont gaf hij den Atlas linguistique de la France uit, waardoor de studie der taalk. aardrijkskunde gesticht werd; hij ontving daarvoor met Edmont samen den prijs van Reynaud van de Académie des Inscriptions et Belles Lettres.
Met de door Edmont verzamelde gegevens bouwde hij zelf den Atlas linguistique de la Corse op. Met abbé Rousselot stichtte G. de Revue des patois gallo-romans (1887-1893) en de Société des parlers de France (1893-1900). Voorn. werken: Patois de Vionnaz (1880); Atlas phonétique du Valais (1881); Les études de geographie linguistique (in samenwerking met J.
Mongin en Mario Roques, 1912); La généalogie des mots qui désignent l’abeille (1918); Pathologie et thérapeutique verbales (1915-’21); Thaumaturgie linguistique (1923).