Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 22-07-2019

Gietijzer

betekenis & definitie

Gietijzer - IJzer smelt bij 1.525° C, een temp., welke slechts met moderne hulpmiddelen te bereiken is. Wordt ijzer met koolstof verzadigd, dan verkrijgt men g., hetwelk bij ca. 1.200° smelt en bij vastworden uitzet, twee eigenschappen, welke het bij uitstek voor gietwerk geschikt maken.

Behalve koolstof, bevat het ook silicium, mangaan, phosphor en zwavel, welke de eigenschappen ten zeerste beïnvloeden. G., ca. 1.350 ontdekt, is eeuwenlang hetzelfde gebleven: een zeer goedkoop materiaal, dat vooral weerstand bood tegen druk, maar minder tegen trek.

De laatste 15 jaar is hier echter door de nadere bestudeering van het systeem ijzer-koolstof, alsmede van den invloed van bovengen. andere elementen, een dusdanige kentering in opgetreden, dat men niet overdrijft door te zeggen, dat het tegenwoordige g. een heel andere stof is dan g. van voor 1920. De hier voorkomende benamingen perliet, austeniet, →cementiet (primair en secundair) en ledeburiet, duiden niet alleen verschillend gehalte van koolstof aan, maar ook bepaalde structuren. Ledeburiet is een innig, zgn. eutectisch mengsel van austeniet en primair (d.i. uit de gesmolten massa langs de lijn BC afgescheiden) cementiet.

Perliet een dergelijk (eutectoïd) mengsel van ijzer en secundair (d.i. door omzetting van austeniet langs de lijn ED ontstaan) cementiet. Voor austeniet, zie →Harden van staal.

Ledeburiet en cementiet hebben slechte, perliet heeft goede mechanische eigenschappen. Normaal, grauw g. met 2-4,3 % koolstof bestaat uit graphiet, ijzer en perliet met wisselende hoeveelheden cementiet.

De mechanische eigenschappen zijn afhankelijk van de relatieve hoeveelheden dezer bestanddeelen. Om een hoogwaardig g. te verkrijgen, moet het perliet-gehalte zoo groot mogelijk worden: perlietisch g., dat vooral door zijn verslijt-vastheid veel gebruikt wordt voor cylinders en zuigers voor stoommachines en motoren.Temper- of smeedbaar g. wordt verkregen door het gesmolten materiaal vlug af te koelen, zoodat er geen graphiet wordt afgescheiden. Dit materiaal, uit vrijwel zuiver ledeburiet bestaande (wit g.), is door zijn hooge hardheid slechts geschikt voor walsen, breekmolens e.d. Het kan nu op twee verschillende wijzen smeedbaar gemaakt worden. Volgens de Amer. methode gloeit men in neutrale atmosfeer op 1.000°. Het cementiet valt dan uiteen in ijzer en koolstof, welke laatste tot bolletjes samengroeit, die de smeedbaarheid niet ongunstig beïnvloeden, in tegenstelling tot de graphiet-naalden in grauw g. Dit materiaal is op de breuk zwart.

Volgens de Eur. methode, reeds in 1715 door Réaumur gevonden, pakt men het voorwerp bovendien in ijzeroxyde in, waardoor de koolstof weg geoxydeerd wordt; het materiaal is dan op de breuk wit. Combinaties van deze twee methoden zijn mogelijk, waardoor bijv. een materiaal verkregen wordt, dat op de breuk alleen in het midden zwart is: „black heart” of „Schwartzkern”-gietwerk. Zernike.

< >