Gezer - bijbelsche (Hebr.) naam van een oude stad in Palestina (Vulg.: Gazara), reeds vermeld onder de door Thoetmes III van Egypte veroverde steden en in de Amarnabrieven. De „koning van G.” werd door Josuë verslagen (Jos. 10. 33; 12.12), doch de stad, die aan den stam Ephraim werd toegewezen, is waarschijnlijk nooit door de Israëlieten veroverd.
Zij kwam eerst in hun macht, toen Salomon, huwende met een Egyptische prinses, haar van den pharao ten geschenke kreeg (3 Reg. 9. 15, 16). Tiglatpileser III nam de stad in en vereeuwigde haar verovering in een reliëf te Kalach.
Het bezit van deze stad, die door haar ligging aan den rand der kustvlakte zoowel den karavaanweg van Egypte naar het Noorden als een der voornaamste toegangen tot het binnenland en tot Jerusalem beheerschte, was in de oorlogen der Macchabeeën weer fel omstreden (vgl. 2 Mac. 10. 32; 1 Mac. 9. 52; 14. 7 e.a.). G. bleef een belangrijke vesting tot in den tijd der kruisvaarders, die op den „berg Gisart” een versterkten burcht bouwden.
In het gezicht van G. versloegen zij onder Boudewijn IV het leger van Saladijn (1174). Sindsdien was de ligging der oude stad vergeten, totdat zij tegen het einde der 19e eeuw weer werd ontdekt in Tell el-Dzjazari door Ch.
Clermont-Ganneau. In opdracht van de Palestine Exploration Fund werden van 1902 tot 1905 en van 1907 tot 1909 hier opgravingen verricht door R.
A. S.
Macalister, die de belangrijkste zijn geweest in de vooroorlogsche periode der Palestijnsche archaeologie. Vooral voor onze kennis van de Cananeesche cultusplaats en cultusvormen heeft G. veel bijgedragen.
Voor de ontwikkeling der Palest. archaeologie waren de opgravingen van G. van de grootste beteekenis.Lit.: R. A. S. Macalister, The Excavation of Gezer 1902-1905 and 1907-1909 (3 dln. Londen 1912).