Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Genie (krijgs k.)

betekenis & definitie

Genie (krijgs k.) - (krijgs k.), het wapen, waaraan die techn. werkzaamheden worden toevertrouwd, welke door aard of omvang niet tot de taak der overige wapens behooren. Daarbij zijn te onderscheiden: de staf van het wapen, welke vnl. in den bouw en het onderhoud van mil. gebouwen en verdedigingswerken voorziet, en de genietroepen.

Reeds in het Staatsche leger bestond een korps ingenieurs met aan het hoofd een ingenieur-, later directeur-generaal der fortificatiën, naast afzonderlijke afd. → mineurs, → sappeurs en → pontonniers. In 1748 werd het regiment mineurs en sappeurs opgericht als eerste korps genietroepen in vasten Ned. staatsdienst. Na den Fr. tijd, in 1814, werden opgericht: het korps ingenieurs en, te Dordrecht, het bataillon pontonniers, sappeurs en mineurs; luit.-gen. baron Krayenhoff, inspecteur-generaal der fortificatiën en van het korps ingenieurs, werd tevens belast met de inspectie over dat bataillon. In 1822 gingen de pontonniers over naar het wapen der artillerie; sindsdien moeten de sappeurs en mineurs met het korps ingenieurs als één wapen worden beschouwd. Het bataillon (van 1828-1840 korps) mineurs en sappeurs, sinds 1873 gelegerd te Utrecht, ging bij de legerorganisatie in 1881 over in het korps genietroepen, dat in 1903 werd gereorganiseerd tot regiment genietroepen.

De vredesorganisatie van het wapen der genie in Ned . is thans in groote trekken als volgt: de staf der g., omvattende de inspectie der g. te Den Haag en het 1e en 2e geniecommandement met resp. Breda en Amsterdam als standplaatsen van de geniecommandanten, elk commandement verdeeld in eerstaanwezendschappen, waarin genieofficieren en opzichters van fortificatiën werkzaam zijn; het regiment genietroepen te Utrecht, bestaande uit den staf, het (Ie) bataljon → pioniers, waartoe ook de spoorwegtroepen behooren, het (IIe) bataljon → verbindingstroepen, het (IIIe) bataljon → verlichtingstroepen en de school voor res.-officieren der g.; (sinds 1927) het korps pontonniers en → torpedisten, waarvan de staf en de schoolcompagnie pontonniers te Dordrecht en de schoolcompagnie torpedisten te Gorinchem; de mil. gasschool te Utrecht. → Legerorganisatie.

Lit.: P. F. H. Mascheck, Gesch. van het Korps Ned. Mineurs en Sappeurs van de vroegste dagen tot op den teg. tijd, 1852 (1853); D. van den Berg, Gesch. van het Bataillon Mineurs en Sappeurs, later Korps, thans Regiment Genietroepen van 1852 tot in den teg. tijd (1923).

Marlet. In België ressorteeren de genietroepen onder 3 directies. Tot de le (Brussel) behoort een regiment van 3 bataljons pionniers en een bataljon wielrijders; tot de 2e grootte (Antwerpen) een regiment pionniers, de spoorwegtroepen, bestaande uit 7 compagnies (uitbating, tractie, materieel, baan en werken, enz.) en een bataljon van 2 compagnies pontonniers; tot de 3e directie (Luik) een regiment pionniers. Tot de verbindingstroepen behooren vervolgens een bataljon van 4 compagnies telegrafisten, een bataljon van 4 compagnies radiotelegrafisten alsmede een schoolcompagnie en duivenhokken. In oorlogstijd wordt de genie bij het leger te velde ingedeeld.

V. Coppenolle.

< >