Katholieke Encyclopaedie

Uitgeverij Joost van den Vondel (1933-1939)

Gepubliceerd op 04-07-2019

Genicot

betekenis & definitie

Genicot - Eduard, Belg. Jezuïet; * 1856 te Antwerpen, ♰ 1900; trad in 1872 in de Sociëteit van Jesus; was leeraar in de colleges van Gent en van Antwerpen; zijn schitterende theol. studiën bekroonde hij met een openbare verdediging van stellingen „de universa theologia”.

Van 1889 tot aan zijn dood doceerde hij de zedenleer in het studiehuis zijner orde te Leuven. Zijn lessen, zoowel als zijn boeken, onderscheidden zich door de duidelijke en grondige uiteenzetting der Kath. leer, gelijk deze vooral door S.

Thomas, S. Alfonsus, en later door Ballerini-Palmieri voorgesteld werd.

Zonder in nuttelooze spitsvondigheden te vallen, leidt hij zijn oplossingen logisch, eerlijk en vastberaden uit de grondstellingen af, zoodat de biechtvaders geen gevaar loopen te breed te zijn, indien zij de beperkingen in acht nemen, die G. daarbij stelt.Werken: Institutiones Theologiae moralis (1896; 1931, herzien volgens den C.I.C. en bijgewerkt); Casus conscientiae (posthumum; Leuven, Museum Lessianum, 1928).

Salsmans.

< >